ECLI:NL:CRVB:2019:2502

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
23 juli 2019
Publicatiedatum
26 juli 2019
Zaaknummer
17/2461 PW-PV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toepassing van de kostendelersnorm en proportionaliteit in bijstandsverlaging

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 23 juli 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Rotterdam van 13 februari 2017. De zaak betreft de verlaging van de bijstandsuitkering van appellante als gevolg van de toepassing van de kostendelersnorm, die per 1 juli 2015 van kracht is. De appellante, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. A.L. Kuit, betwistte de rechtmatigheid van deze verlaging, waarbij zij zich beroept op schending van artikel 1 van het Eerste Protocol bij het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.

De Centrale Raad van Beroep heeft vastgesteld dat de verlaging van de bijstandsuitkering bij wet is voorzien en dat de inmenging in het eigendomsrecht van appellante een legitieme doelstelling heeft. De Raad heeft de proportionaliteit van de verlaging beoordeeld en geconcludeerd dat de financiële gevolgen van de kostendelersnorm niet zodanig zijn dat deze leiden tot een buitensporige last voor appellante. De Raad heeft daarbij opgemerkt dat het delen van kosten door personen die in dezelfde woning verblijven, een gangbare praktijk is en dat de financiële situatie van appellante niet voldoende onderbouwd is met een overzicht van haar inkomsten en lasten.

De Centrale Raad van Beroep heeft de aangevallen uitspraak van de rechtbank bevestigd en geoordeeld dat er geen aanleiding is voor een veroordeling in de kosten. De uitspraak is openbaar uitgesproken en is gebaseerd op de overwegingen die in het proces-verbaal zijn vastgelegd.

Uitspraak

17.2461 PW-PV

Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 13 februari 2017, 15/6759 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)
Datum uitspraak: 23 juli 2019
Zitting heeft: P.W. van Straalen als lid van de enkelvoudige kamer
Griffier: D. Bakker
Namens appellante is mr. A.L. Kuit, advocaat, verschenen. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door W. van den Berg.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze beslissing is uitgesproken in het openbaar. Zij is gebaseerd op de volgende overwegingen.
Het gaat in deze zaak om de verlaging van de bijstand van appellante als gevolg van de toepassing van de kostendelersnorm met ingang van 1 juli 2015.
Volgens vaste rechtspraak is bij de beëindiging of intrekking van een bijstandsuitkering het eigendomsrecht als gewaarborgd in artikel 1 van het Eerste Protocol bij het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EP) in het geding. Bij een verlaging van een bijstandsuitkering is dit niet anders, zodat die verlaging aan die bepaling kan worden getoetst. Nu moet worden aangenomen dat sprake is van inmenging in het eigendomsrecht van appellante, moet acht worden geslagen op de uitleg die het Europees Hof voor de Rechten van de Mens in zijn rechtspraak aan artikel 1 van het EP geeft. Daarbij dient allereerst beoordeeld te worden of de inmenging bij wet is voorzien. Vervolgens dient te worden beoordeeld of de inmenging in het eigendomsrecht een legitieme doelstelling heeft in het algemeen belang en of er een behoorlijk evenwicht (“fair balance”) is behouden tussen de eisen van het algemeen belang van de samenleving en de bescherming van de fundamentele rechten van het individu, een en ander onder erkenning van een ruime beoordelingsmarge die de staat heeft bij de hantering van deze criteria. Aan het proportionaliteitsvereiste wordt niet voldaan als het individu door de inmenging in het eigendomsrecht een buitensporig zware last (“an individual and excessive burden”) moet dragen.
Vast staat dat de bij het bestreden besluit gehandhaafde verlaging van de bijstand van appellante bij wet is voorzien. Deze verlaging vloeit immers voort uit en is in overeenstemming met het bepaalde in artikel 22a, eerste lid, van de Participatiewet (PW). Evenmin is in geschil dat de inmenging in het eigendomsrecht een legitieme doelstelling heeft. Het geschil spitst zich toe op de beantwoording van de vraag of de verlaging van bijstand als gevolg van de toepassing van de kostendelersnorm voor personen als appellante proportioneel is, dan wel in haar geval tot een “individual and excessive burden” leidt.
Dat is naar het oordeel van de Raad niet het geval.
De toepassing van de kostendelersnorm kan weliswaar aanzienlijke financiële gevolgen hebben voor personen op wie de kostendelersnorm van toepassing is, maar niet zodanig dat enkel om die reden al zou moeten worden geoordeeld dat niet is voldaan aan het proportionaliteitsvereiste. Hierbij moet onder meer worden betrokken dat, zoals in de parlementaire geschiedenis van de totstandkoming van artikel 22a van de PW is opgemerkt, degenen die hoofdverblijf in dezelfde woning hebben, kosten met elkaar kunnen delen en daardoor lagere bestaanskosten hebben. Dat is in het geval van appellante niet anders. Dat de zoon nog geen bijstand ontvangt, staat er niet aan in de weg dat hij moet worden geacht een bijdrage te kunnen leveren in de kosten.
De verwijzing naar de schulden die appellante heeft, maakt niet dat in het geval van appellante sprake is van “an individual and excessive burden”. Met de schulden wordt immers nog geen compleet beeld gegeven van de financiële situatie van appellante. Een overzicht van haar inkomsten en haar vaste lasten heeft appellante niet gegeven.
De gronden slagen niet. De aangevallen uitspraak zal daarom worden bevestigd.
Voor een veroordeling in de kosten bestaat geen aanleiding.
Waarvan proces-verbaal.
De griffier Het lid van de enkelvoudige kamer
(getekend) D. Bakker (getekend) P.W. van Straalen