Uitspraak
17.7021 ZW
OVERWEGINGEN
BESLISSING
- wijst het verzoek om veroordeling tot vergoeding van schade af.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak gaat het om de beëindiging van de Ziektewet (ZW)-uitkering van appellant, die zich op 20 juli 2015 ziek meldde met lichamelijke en psychische klachten. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) heeft appellant in eerste instantie in aanmerking gebracht voor ziekengeld, maar heeft later, na een beoordeling door een verzekeringsarts, geconcludeerd dat appellant per 19 augustus 2016 weer in staat was om meer dan 65% van zijn maatmaninkomen te verdienen. Appellant heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar het Uwv heeft dit ongegrond verklaard. De rechtbank heeft het beroep van appellant tegen dit besluit eveneens ongegrond verklaard.
In hoger beroep heeft appellant opnieuw aangevoerd dat zijn psychische klachten door de artsen van het Uwv te licht zijn ingeschat. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep overtuigend heeft gemotiveerd dat appellant rond de datum in geding een verbetering van zijn klachten heeft doorgemaakt. Appellant heeft geen medische gegevens ingebracht die deze conclusie kunnen weerleggen. De Raad heeft ook geoordeeld dat het Uwv voldoende heeft gemotiveerd dat de functies die aan de beoordeling ten grondslag lagen, medisch geschikt zijn voor appellant.
De Centrale Raad van Beroep bevestigt de uitspraak van de rechtbank en wijst het verzoek van appellant om schadevergoeding af. De uitspraak is gedaan door E. Dijt, in tegenwoordigheid van griffier C.I. Heijkoop, en is openbaar uitgesproken op 25 juli 2019.