ECLI:NL:CRVB:2019:2464
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de arbeidsongeschiktheid en de juistheid van de Functionele Mogelijkhedenlijst
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 24 juli 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland. De appellant, een voormalig fulltime schoonmaker, had een WGA-uitkering ontvangen op basis van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA). De mate van arbeidsongeschiktheid was vastgesteld op 70,81% en later op 72,05%. Appellant had zich opnieuw arbeidsongeschikt gemeld en was in beroep gegaan tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) dat zijn uitkering niet zou verhogen. De rechtbank had deskundigen benoemd om de situatie van appellant te beoordelen, maar concludeerde dat de eerder vastgestelde beperkingen in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 26 november 2014 juist waren vastgesteld. Appellant ging in hoger beroep, waarbij hij aanvoerde dat de rechtbank ten onrechte het rapport van de deskundige Stammers had gevolgd, omdat deze geen overleg had gehad met de behandelend psychiater. De Centrale Raad van Beroep oordeelde echter dat er geen aanleiding was om te twijfelen aan de juistheid van de medische beoordeling en bevestigde de uitspraak van de rechtbank. Het verzoek van appellant om een nieuwe onafhankelijke deskundige te benoemen werd afgewezen, en de rechtbank werd gevolgd in haar oordeel dat de geselecteerde functies voor appellant medisch geschikt waren.