ECLI:NL:CRVB:2019:241
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering van WIA-uitkering na zorgvuldig medisch onderzoek door Uwv
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 23 januari 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Overijssel. Appellante, die zich op 30 september 2013 ziekmeldde, had een WIA-uitkering aangevraagd die door het Uwv was geweigerd. De rechtbank had eerder geoordeeld dat het Uwv een zorgvuldig medisch onderzoek had uitgevoerd en dat de conclusies van de verzekeringsartsen voldoende gemotiveerd waren. Appellante was het niet eens met deze beslissing en heeft hoger beroep ingesteld. Tijdens de zitting op 31 oktober 2018 was appellante niet aanwezig, maar het Uwv was vertegenwoordigd.
De Centrale Raad van Beroep heeft de argumenten van appellante in hoger beroep beoordeeld. Appellante stelde dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep zijn oordeel niet voldoende inzichtelijk had gemaakt en dat er ten onrechte geen urenbeperking was aangenomen. De Raad oordeelde echter dat er geen nieuwe medische informatie was ingediend die de eerdere conclusies van de rechtbank zou kunnen ondermijnen. De Raad onderschreef het oordeel van de rechtbank dat de artsen van het Uwv de klachten van appellante adequaat hadden beoordeeld en dat er geen reden was om aan de juistheid van de FML van 9 december 2015 te twijfelen.
Uiteindelijk concludeerde de Raad dat het hoger beroep niet slaagde en bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank. Er werd geen veroordeling in proceskosten uitgesproken, aangezien er geen aanleiding voor was. De uitspraak werd openbaar gedaan en ondertekend door de rechter en de griffier.