ECLI:NL:CRVB:2019:2396
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag bijzondere bijstand voor doorbetaling vaste lasten tijdens detentie
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 23 juli 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. De appellant, die sinds 10 december 2012 bijstand ontvangt op grond van de Participatiewet (PW), had een aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand voor de kosten van zijn vaste lasten tijdens zijn detentie. Het college van burgemeester en wethouders van Goeree-Overflakkee had deze aanvraag afgewezen, met als argument dat er geen recht op bijstand bestaat gedurende detentie en dat er geen zeer dringende redenen waren om van deze regel af te wijken.
De rechtbank had het beroep van de appellant tegen deze afwijzing ongegrond verklaard. In hoger beroep voerde de appellant aan dat er wel degelijk sprake was van zeer dringende redenen, omdat hij na zijn detentie het risico liep uit zijn woning gezet te worden vanwege huurschuld. Hij verwees naar zijn psychische nood en zijn opname in een psychiatrisch ziekenhuis na zijn detentie. De Raad oordeelde echter dat de appellant niet voldoende had aangetoond dat er sprake was van een acute noodsituatie die het verlenen van bijzondere bijstand noodzakelijk maakte. De Raad bevestigde dat de regels van de PW geen recht op bijstand bieden voor gedetineerden, tenzij er zeer dringende redenen zijn, wat in dit geval niet was aangetoond.
De Raad concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde en bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank. Er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.