ECLI:NL:CRVB:2019:2381
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van kinderbijslag op basis van verzekering voor de Algemene Kinderbijslagwet
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 8 juli 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De appellant, woonachtig in Marokko, ontving kinderbijslag voor zijn kinderen op basis van de Algemene Kinderbijslagwet (AKW). De Sociale Verzekeringsbank (Svb) heeft echter besloten de kinderbijslag te beëindigen met ingang van het eerste kwartaal van 2016, omdat de appellant vanaf 1 januari 2006 niet meer verzekerd was voor de AKW. De Svb baseerde deze beslissing op het feit dat het jongste kind waarvoor de appellant recht had op kinderbijslag, op een bepaalde datum in 2015 18 jaar werd. De rechtbank heeft het beroep van de appellant tegen deze beslissing ongegrond verklaard.
In hoger beroep heeft de appellant aangevoerd dat de Svb de kinderbijslag niet had mogen beëindigen, omdat zijn kinderen nog naar school gaan en hij geen andere inkomsten ontvangt. De Raad heeft echter geoordeeld dat de rechtbank het oordeel volledig onderschrijft. De Raad heeft vastgesteld dat de appellant tot 1 januari 2000 verzekerd was voor de AKW en dat hij, op basis van de overgangsregeling, verzekerd bleef tot 1 januari 2006, zolang het jongste kind waarvoor hij recht had op kinderbijslag nog geen 18 jaar was. Aangezien het jongste kind op de genoemde datum 18 jaar werd, was de appellant niet langer verzekerd voor de AKW en had hij geen recht meer op kinderbijslag. De Raad heeft geconcludeerd dat het hoger beroep niet slaagt en dat de eerdere uitspraak van de rechtbank moet worden bevestigd.