ECLI:NL:CRVB:2019:2381

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
8 juli 2019
Publicatiedatum
19 juli 2019
Zaaknummer
17-6103 AKW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van kinderbijslag op basis van verzekering voor de Algemene Kinderbijslagwet

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 8 juli 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De appellant, woonachtig in Marokko, ontving kinderbijslag voor zijn kinderen op basis van de Algemene Kinderbijslagwet (AKW). De Sociale Verzekeringsbank (Svb) heeft echter besloten de kinderbijslag te beëindigen met ingang van het eerste kwartaal van 2016, omdat de appellant vanaf 1 januari 2006 niet meer verzekerd was voor de AKW. De Svb baseerde deze beslissing op het feit dat het jongste kind waarvoor de appellant recht had op kinderbijslag, op een bepaalde datum in 2015 18 jaar werd. De rechtbank heeft het beroep van de appellant tegen deze beslissing ongegrond verklaard.

In hoger beroep heeft de appellant aangevoerd dat de Svb de kinderbijslag niet had mogen beëindigen, omdat zijn kinderen nog naar school gaan en hij geen andere inkomsten ontvangt. De Raad heeft echter geoordeeld dat de rechtbank het oordeel volledig onderschrijft. De Raad heeft vastgesteld dat de appellant tot 1 januari 2000 verzekerd was voor de AKW en dat hij, op basis van de overgangsregeling, verzekerd bleef tot 1 januari 2006, zolang het jongste kind waarvoor hij recht had op kinderbijslag nog geen 18 jaar was. Aangezien het jongste kind op de genoemde datum 18 jaar werd, was de appellant niet langer verzekerd voor de AKW en had hij geen recht meer op kinderbijslag. De Raad heeft geconcludeerd dat het hoger beroep niet slaagt en dat de eerdere uitspraak van de rechtbank moet worden bevestigd.

Uitspraak

17.6103 AKW

Datum uitspraak: 8 juli 2019
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van
26 juli 2017, 16/6922 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellant] te [woonplaats] , Marokko (appellant)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)
PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
De Svb heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 27 mei 2019. Appellant is niet verschenen. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door L.M.J.A. Erkens-Hanssen.

OVERWEGINGEN

1. De Raad gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
1.1.
Appellant woont in Marokko en ontvangt een uitkering op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering. Hij heeft voor zijn kinderen [A] , [B] , [C] , [D] , [E] en [F] , geboren op respectievelijk [datum 1] 1997, [datum 2] 2000,
[datum 3] 2001, [datum 4] 2003, [datum 5] 2008 en [datum 6] 2013, kinderbijslag ingevolge de Algemene Kinderbijslagwet (AKW) ontvangen.
1.2.
Bij besluit van 24 februari 2016 heeft de Svb aan appellant meegedeeld dat hij met ingang van het eerste kwartaal van 2016 geen kinderbijslag meer krijgt.
1.3.
Bij beslissing op bezwaar van 26 september 2016 (bestreden besluit) heeft de Svb het bezwaar van appellant tegen het besluit van 24 februari 2016 ongegrond verklaard. Hieraan is ten grondslag gelegd dat appellant op grond van de overgangsregeling na 1 januari 2000 verzekerd is gebleven voor de AKW, zolang het jongste kind waarvoor hij over het vierde kwartaal van 1999 recht had op kinderbijslag nog geen 18 jaar is. Nu [A] , het jongste kind waarvoor appellant op de dag vóór 1 januari 2000 kinderbijslag kreeg, op [datum 1] 2015 18 jaar is geworden, is appellant vanaf het eerste kwartaal van 2016 niet meer verzekerd voor de AKW.
2. De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3. In hoger beroep heeft appellant aangevoerd dat de Svb het recht op kinderbijslag voor zijn kinderen niet had mogen beëindigen omdat appellant verzekerd is voor de AKW, zijn kinderen nog steeds naar school gaan en appellant geen andere inkomsten ontvangt.
4. De Raad oordeelt als volgt.
4.1.
Het oordeel van de rechtbank wordt volledig onderschreven. Op grond van artikel 26 van het Besluit uitbreiding en beperking kring verzekerden volksverzekeringen 1999 (KB 746) was appellant tot 1 januari 2000 verzekerd voor de AKW. Daarna was hij, tot 1 januari 2006, doorlopend verzekerd voor de AKW op basis van artikel 27 van KB 746. Per 1 januari 2006 is artikel 27 van KB 746 vervallen en is de rechtspositie van appellant, wat betreft de AKW, geregeld in artikel 7c van de AKW. In dit artikel is, voor zover van belang, bepaald dat degene die op grond van artikel 27 van KB 746 doorlopend verzekerd was tot 1 januari 2006 én toen ook nog recht had op kinderbijslag, dit recht behoudt zolang het jongste kind voor wie de betrokkene op 31 december 1999 recht had op kinderbijslag, de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt.
4.2.
Hieruit volgt dat appellant vanaf 1 januari 2006 niet meer verzekerd was voor de AKW, maar dat hij, zolang hij aan de voorwaarden hiervoor voldeed, nog wel recht had op kinderbijslag. Vanaf de datum waarop [A] 18 jaar werd, voldeed appellant niet meer aan de voorwaarden, zodat de Svb de kinderbijslag terecht heeft beëindigd.
4.3.
Uit 4.1 en 4.2 volgt dat het hoger beroep niet slaagt en dat de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door H. Benek in tegenwoordigheid van J. Smolders als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 8 juli 2019.
(getekend) H. Benek
(getekend) J. Smolders
lh