ECLI:NL:CRVB:2019:2379
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Bevestiging van de intrekking van bijstand op grond van schending van de inlichtingenverplichting
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 16 juli 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. De appellant ontving bijstand op basis van de Participatiewet, maar het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam heeft de bijstand ingetrokken met terugwerkende kracht, omdat de appellant niet had gemeld dat hij contante geldbedragen van derden ontving voor zijn levensonderhoud. De rechtbank verklaarde het beroep van de appellant tegen dit besluit ongegrond.
De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank. De Raad oordeelde dat de appellant gehouden kan worden aan zijn verklaring die hij op 12 april 2016 heeft afgelegd tijdens een gesprek met medewerkers van het college. In deze verklaring gaf de appellant aan dat hij contante bijdragen ontving van leden van een stichting, maar hij stelde dat hij niet aan deze verklaring kon worden gehouden omdat er geen tolk aanwezig was en zijn antwoorden verkeerd waren geïnterpreteerd. De Raad oordeelde dat de appellant niet aannemelijk had gemaakt dat hij de Nederlandse taal onvoldoende beheerst om aan zijn verklaring te worden gehouden.
Daarnaast werd overwogen dat de appellant niet had aangetoond dat hij recht had op aanvullende bijstand, zelfs als hij aan de inlichtingenverplichting had voldaan. De Raad concludeerde dat de appellant niet voldoende bewijs had geleverd over de bedragen die hij ontving en hoe deze zijn levensonderhoud beïnvloedden. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.