ECLI:NL:CRVB:2019:2368
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- M.A.H. van Dalen-van Bekkum
- J.C. Borman
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkverklaring bezwaar wegens te late indiening van het bezwaarschrift in het kader van AOW
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 17 juli 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Rotterdam. De appellant, vertegenwoordigd door mr. G.F. Hovestad, had bezwaar gemaakt tegen een besluit van de Sociale verzekeringsbank (Svb) van 20 maart 2015, waarin hem werd medegedeeld dat hij recht had op een AOW-pensioen ter hoogte van 80% van het maximale bedrag. Appellant stelde dat hij zijn bezwaarschrift op 1 mei 2015 had verzonden, maar de Svb ontving het bezwaarschrift pas op 7 mei 2015, wat na de wettelijke termijn was. De rechtbank had het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard, omdat het bezwaarschrift te laat was ingediend.
In hoger beroep herhaalde appellant zijn stelling dat hij het bezwaarschrift tijdig had verzonden. De Raad oordeelde dat de bezwaartermijn van openbare orde is en dat de rechtbank terecht had vastgesteld dat het bezwaarschrift niet tijdig was ingediend. De Raad verwees naar eerdere rechtspraak die stelt dat de bewijslast voor tijdige indiening bij de verzender ligt. Aangezien appellant niet voldoende bewijs had geleverd dat hij het bezwaarschrift voor de deadline had verzonden, bevestigde de Raad de uitspraak van de rechtbank.
De Centrale Raad van Beroep concludeerde dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten en bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank, waarmee het bezwaar van appellant werd afgewezen.