ECLI:NL:CRVB:2019:2353
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking van bijstand wegens weigering medewerking aan huisbezoek
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 12 maart 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Gelderland. De appellante ontving aanvullende bijstand op basis van de Participatiewet (PW) en stond ingeschreven op een adres met haar dochter. Naar aanleiding van een melding van een wijkagent ontstond bij het college het vermoeden dat appellante samenwoonde met haar ex-partner. Dit leidde tot een onderzoek naar de rechtmatigheid van de bijstand. Tijdens dit onderzoek weigerde appellante medewerking aan een onaangekondigd huisbezoek, wat het college ertoe bracht om haar bijstand in te trekken. De rechtbank verklaarde het beroep van appellante tegen deze intrekking ongegrond.
In hoger beroep heeft appellante betoogd dat er geen redelijke grond was voor het huisbezoek en dat het college zonder concreet signaal geen onderzoek had mogen instellen. De Raad oordeelde echter dat er voldoende objectieve feiten waren die twijfels opriepen over de juistheid van de verstrekte gegevens door appellante. Het waterverbruik op het uitkeringsadres was aanzienlijk lager dan gemiddeld voor een tweepersoonshuishouden, wat aanleiding gaf tot verder onderzoek. De Raad bevestigde dat appellante niet had voldaan aan haar verplichtingen onder de PW door niet mee te werken aan het huisbezoek, waardoor het college terecht de bijstand heeft ingetrokken. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd en het hoger beroep van appellante werd afgewezen.