ECLI:NL:CRVB:2019:2339

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
17 juli 2019
Publicatiedatum
17 juli 2019
Zaaknummer
18/709 WW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake aanvraag scholingsvoucher op basis van tijdelijke regeling voor kansberoepen

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de beslissing van het Uwv om zijn aanvraag voor een scholingsvoucher af te wijzen. Appellant had op 27 januari 2017 een scholingsvoucher aangevraagd op basis van de Tijdelijke regeling subsidie scholing richting een kansberoep. Hij wilde de opleiding Masterclass Organisatie en Management in Zorg en Welzijn volgen, die hij koppelde aan het kansberoep economisch adviseur/consultant. Het Uwv wees de aanvraag af, omdat de opleiding niet voldoende gericht zou zijn op een kansberoep. Appellant stelde dat hij erop mocht vertrouwen dat zijn aanvraag beoordeeld zou worden aan de hand van de oude kansberoepenlijst, maar de rechtbank oordeelde dat het Uwv terecht de nieuwe lijst had gehanteerd.

De rechtbank verklaarde het beroep van appellant ongegrond, en appellant ging in hoger beroep. In hoger beroep voerde appellant aan dat hij verkeerd was voorgelicht door het Uwv en dat er toezeggingen waren gedaan door medewerkers van het Uwv. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat het Uwv terecht had vastgesteld dat de opleiding niet opleidt tot het kansberoep economisch adviseur/consultant. De Raad concludeerde dat er geen sprake was van opgewekt vertrouwen dat appellant recht had op een scholingsvoucher, en bevestigde de uitspraak van de rechtbank.

De uitspraak benadrukt het belang van de juiste toepassing van de kansberoepenlijst en de beoordelingsruimte van het Uwv bij het toekennen van subsidies voor scholing. De Raad concludeert dat het Uwv appellant terecht niet in aanmerking heeft gebracht voor de scholingsvoucher, en dat het hoger beroep niet slaagt.

Uitspraak

18.709 WW

Datum uitspraak: 17 juli 2019
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 21 december 2017, 17/2246 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen namens de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (Uwv)
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. C.S.M. van Dijk hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend en vragen van de Raad beantwoord.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 12 juni 2019. Appellant is verschenen, bijgestaan door mr. Van Dijk. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door
mr. A.I. Damsma.

OVERWEGINGEN

1.1.
Appellant heeft op 27 januari 2017 een scholingsvoucher aangevraagd (ook wel: subsidie) aangevraagd op grond van de Tijdelijke regeling subsidie scholing richting een kansberoep (Regeling). Op het aanvraagformulier heeft appellant ingevuld de opleiding Masterclass Organisatie en Management in Zorg en Welzijn te willen volgen. Op de bijlage kansberoepenlijst bij dit aanvraagformulier heeft appellant ingevuld dat de opleiding onderdeel is van een langere opleiding MBA Zorg en Welzijn en dat deze module valt onder het beroep economisch adviseur/consultant binnen de sector
Economisch-financieel-commercieel.
1.2.
Bij besluit van 23 februari 2017 heeft het Uwv de aanvraag voor een scholingsvoucher afgewezen, op de grond dat de opleiding die appellant wil gaan volgen niet of niet voldoende gericht is op een kansberoep.
1.3.
Bij besluit van 11 mei 2017 (bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar van appellant tegen het besluit van 23 februari 2017 ongegrond verklaard. Hieraan ligt ten grondslag dat de door appellant gewenste opleiding niet volledig opleidt tot het beroep economisch adviseur/consultant. Bovendien heeft appellant gebruik gemaakt van een oude kansberoepenlijst. Op de kansberoepenlijst zoals deze per 1 december 2016 gold, kwam het kansberoep economisch adviseur/consultant niet meer voor. Niet gebleken is dat appellant door een medewerker is toegezegd dat hij recht zou hebben op een scholingsvoucher, nu de betreffende medewerker hem slechts heeft geadviseerd welk kansberoep het meest overeenkomt met de opleiding van appellant.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Hiertoe heeft de rechtbank overwogen het Uwv terecht de aanvraag van appellant op grond van de nieuwe kansberoepenlijst heeft beoordeeld, nu de aanvraag dateert van januari 2017 op welk moment de nieuwe kansberoepenlijst van toepassing was. De rechtbank heeft appellant niet gevolgd in zijn standpunt dat hij erop mocht vertrouwen dat zijn aanvraag zou worden beoordeeld aan de hand van de oude kansberoepenlijst. Dat appellant na 13 december 2016 zijn aanvraag heeft ingediend en niet op de hoogte was van de wijziging van de kansberoepenlijst, komt daarom naar het oordeel van de rechtbank voor zijn rekening en risico. Verder heeft appellant onvoldoende onderbouwd dat hem tijdens het gesprek met een medewerker van het Klantcontactcentrum van het Uwv (KCC), nog daargelaten dat deze medewerker niet is aan te merken als een daartoe bevoegd persoon, is toegezegd dat hij met de door hem gekozen opleiding op basis van de oude kansberoepenlijst in aanmerking zou komen voor een scholingsvoucher. Het Uwv heeft toch onderzocht of de door appellant gekozen opleiding gericht is op het kansberoep economisch adviseur/consultant. De rechtbank is van oordeel dat het Uwv voldoende heeft gemotiveerd en zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de door appellant gekozen opleiding niet gericht is op het kansberoep economisch adviseur/consultant opgenomen op de oude lijst en niet onder een kansberoep op grond van de ten tijde van de aanvraag geldende kansberoepenlijst. Dat er deels een subjectieve vertaling plaatsvindt door het Uwv van de inhoud van een opleiding naar een zogenoemd kansberoep, maakt niet dat sprake is van onzorgvuldige besluitvorming.
3.1.
Appellant heeft in hoger beroep aangevoerd dat de rechtbank te gemakkelijk voorbij is gegaan aan zijn beroepen op diverse algemene beginselen van behoorlijk bestuur. Vaststaat dat appellant verkeerd is voorgelicht door het Uwv, omdat het Uwv hem een verkeerde lijst met kansberoepen heeft aangereikt en hem op basis van deze lijst heeft geadviseerd. Bovendien is de rechtbank voorbij gegaan aan het feit dat door werknemers van het Uwv aan appellant toezeggingen zijn gedaan. Appellant heeft toegelicht dat de medewerker KCC de aangewezen persoon was om appellant te assisteren bij zijn aanvraag voor een scholingsvoucher en hem telefonisch stap voor stap door de aanvraag heeft geleid. Er wordt volgens appellant bovendien zonder goede reden voorbij gegaan aan de connectie die appellant ziet tussen de door hem gevolgde opleiding en het kansberoep dat daarbij hoort. De subjectieve benadering van het Uwv, welke opleiding tot welk beroep (op)leidt, acht appellant in strijd met het verbod van willekeur. Er wordt ten onrechte niet stil gestaan bij het feit dat door het Uwv nergens duidelijk wordt uitgelegd welke opleiding tot welk kansberoep zou leiden.
3.2.
Het Uwv heeft bevestiging van de aangevallen uitspraak bepleit.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
De volgende bepalingen, zoals deze golden ten tijde hier in geding, zijn van belang.
Op grond van artikel 3, eerste lid, van de Regeling kan de persoon (…) uitsluitend voor subsidie in aanmerking komen indien de scholing is gericht op een kansberoep. Op grond van artikel 20a van de Regeling kan de subsidie, bedoeld in artikel 3, voor de scholing richting een kansberoep dat is opgenomen in de bijlage, bedoeld in artikel 1, zoals deze bijlage luidde op 30 november 2016, tot en met 14 december 2016 worden aangevraagd. Op grond van artikel 20a van de Regeling is op een aanvraag die wordt ingediend na aanvang van de scholing, de bijlage, bedoeld in artikel 1, zoals deze bijlage luidde op de startdatum van de scholing van toepassing.
4.2.
Tussen partijen staat niet ter discussie dat appellant pas op 27 januari 2017 een scholingsvoucher heeft aangevraagd, zodat op gerond van de Regeling de lijst met kansberoepen zoals deze gold vanaf 1 december 2016 van toepassing was. Appellant heeft ook erkend dat vanaf die datum de functie economisch adviseur/consultant niet langer op de lijst met kansberoepen was vermeld.
4.3.
De stelling van appellant dat uit de Regeling niet zonder meer blijkt of een opleiding leidt tot een specifiek kansberoep is juist. Dit betekent dat sprake is van beoordelingsruimte op dat punt. De stelling van appellant dat de opleiding Masterclass Organisatie en Management in Zorg en Welzijn met enige welwillendheid ook onder de zorg/medische functies zou kunnen worden gebracht, wordt echter niet worden gevolgd. Uit de lijst met kansberoepen blijkt juist dat een managementfunctie niet als kansberoep is genoemd, maar dat het expliciet gaat om uitvoerende functies in de zorg.
4.4.
Ook als appellant zou worden gevolgd in zijn stelling dat in zijn geval de oude lijst met kansberoepen van toepassing is, wordt appellant niet gevolgd in zijn stelling dat de door hem gevolgde opleiding opleidt tot het kansberoep economisch adviseur/consultant. Met de rechtbank is de Raad van oordeel dat het Uwv terecht heeft vastgesteld dat de opleiding Masterclass Organisatie en Management in Zorg en Welzijn niet opleidt tot het kansberoep economisch adviseur/consultant. In het bestreden besluit heeft het Uwv erkend dat in de door appellant gevolgde opleiding aspecten zijn opgenomen die in de beschrijving van economisch adviseur/consultant zijn beschreven, maar dat is onvoldoende voor het oordeel dat de opleiding opleidt tot economisch adviseur/consultant. Uit de beschrijving van de door appellant gevolgde opleiding blijkt immers dat deze met name is gericht op hoe het managementniveau een zorg- en welzijnsorganisatie kan worden ingericht en aangestuurd, terwijl het kansberoep economisch adviseur/consultant met name is gericht op het adviseren in financieel-economische zaken binnen organisaties. Dit betekent dus dat ook als bij appellant het vertrouwen zou zijn gewekt dat de oude lijst op zijn verzoek van toepassing was, de opleiding niet kan worden geacht op te leiden tot een kansberoep.
4.5.
Uit 4.3 en 4.4 volgt dat het Uwv appellant alleen dan een scholingsvoucher had dienen te verstrekken, als bij hem het in rechte te honoreren vertrouwen was gewekt dat hem een scholingsvoucher zou worden verstrekt. Daarvan is niet gebleken. Uit het door het Uwv overgelegde verslag van het telefoongesprek volgt slechts dat appellant algemene informatie is verstrekt over het gebruikmaken van een scholingsvoucher. Appellant heeft zelf gesteld dat hij telefonisch contact heeft gehad met het Uwv over het aanvragen van een scholingsvoucher en dat hij met advies en uitleg het formulier heeft ingevuld. Op de hoorzitting heeft appellant ook toegelicht dat de medewerkster KCC hem zou hebben gezegd dat zijn module het meest klonk als vallend onder het kansberoep ‘economisch adviseur’. Blijkbaar heeft zij appellant geadviseerd een toelichting op het aanvraagformulier op te nemen, aangezien appellant moeite had de door hem gewenste opleiding onder te brengen in de lijst met kansberoepen. Niet gebleken is dat zij appellant zou hebben toegezegd dat de aanvraag ook daadwerkelijk zou worden gehonoreerd. Dit blijkt ook niet uit de aantekening die appellant heeft gemaakt op de lijst met kansberoepen, te weten “Ik heb op 23/1 telefonisch overleg gehad over het onderbrengen in deze lijst. Het is onderdeel van een langere opleiding MBA zorg en welzijn. Deze module valt onder economisch adviseur”. Een verwijzing naar een toezegging in het eerdere telefoongesprek ontbreekt in deze aantekening. Dit betekent dat van een uitdrukkelijke, ondubbelzinnige en onvoorwaardelijke toezegging, die bij appellant gerechtvaardigde verwachtingen hebben gewekt, geen sprake is. Het beroep op het vertrouwensbeginsel slaagt reeds daarom niet.
4.6.
Uit 4.2 tot en met 4.5 volgt dat het Uwv appellant terecht niet in aanmerking heeft gebracht voor een scholingsvoucher, zodat het hoger beroep niet slaagt. De aangevallen uitspraak zal worden bevestigd.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door H.G. Rottier, in tegenwoordigheid van M.A.A. Traousis als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 17 juli 2019.
(getekend) H.G. Rottier
(getekend) M.A.A. Traousis
IvR