ECLI:NL:CRVB:2019:2323

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
15 juli 2019
Publicatiedatum
16 juli 2019
Zaaknummer
18/5048 AW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep wegens overlijden appellant en gebrek aan procesbelang

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 15 juli 2019 uitspraak gedaan in het hoger beroep met zaaknummer 18/5048 AW. Het hoger beroep was ingesteld door wijlen de appellant, die recentelijk was overleden. De gemachtigde van de appellant, mr. F. van de Nadort, heeft op 7 december 2018 bericht dat de appellant is overleden. Tijdens de zitting op 2 mei 2019 is er niemand verschenen namens de appellant, terwijl het college van Gedeputeerde Staten van de provincie Groningen vertegenwoordigd was door mr. D. Kuijken. Na de zitting heeft mr. Van de Nadort aangegeven zich te onttrekken als gemachtigde van de appellant en niet te beschikken over de gegevens van de erven. Dit leidde tot de aankondiging van een nadere behandeling van de zaak in de Staatscourant op 29 mei 2019, maar ook tijdens de zitting op 1 juli 2019 is er niemand verschenen namens de appellant.

De Centrale Raad van Beroep overweegt dat het procesbelang van de appellant is komen te vervallen door zijn overlijden. Er zijn geen erfgenamen of andere belanghebbenden die zich hebben gemeld om het geding voort te zetten. Gezien deze omstandigheden heeft de Raad besloten het hoger beroep niet-ontvankelijk te verklaren. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling, aangezien er geen procespartij is die kosten heeft gemaakt. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door de voorzitter H. Lagas en griffier F.H.R.M. Robbers.

Uitspraak

18.5048 AW

Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van
6 augustus 2018, 17/3539 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
wijlen [appellant], in leven laatstelijk gewoond hebbende te [woonplaats] (appellant)
het college van Gedeputeerde Staten van de provincie Groningen (college)
Datum uitspraak: 15 juli 2019
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. F. van de Nadort hoger beroep in gesteld.
Mr. D. Kuijken, advocaat, heeft zich als gemachtigde van het college gesteld.
Mr. Van de Nadort heeft bij brief van 7 december 2018 bericht dat appellant is overleden.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden 2 mei 2019. Van de zijde van appellant is niemand verschenen. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. Kuijken. Het onderzoek is heropend na de zitting.
Met het oog op de afdoening van de zaak is mr. Van de Nadort bij brief 8 mei 2019 verzocht nadere informatie te verstrekken. Mr. Van de Nadort heeft hierop te kennen gegeven dat hij zich onttrekt als gemachtigde van appellant en zich niet stelt als gemachtigde van de erven. Daarnaast beschikt hij niet over de gegevens van de erven.
Vervolgens is, gelet op artikel 8:26, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht, in de Staatscourant van 29 mei 2019, nr. 29576, de nadere behandeling van de zaak op de zitting van 1 juli 2019 aangekondigd.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 1 juli 2019. Voor appellant is niemand verschenen. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. Kuijken.

OVERWEGINGEN

1. De indiener van het hoger beroep, appellant, is overleden. Daarmee is zijn belang bij voortzetting van het geding komen te vervallen.
2. Niet is gebleken van erfgenamen die appellant als partij in dit geding zijn opgevolgd en die het geding zouden willen voortzetten. Ook na de aankondiging in de Staatscourant hebben zich geen belanghebbenden gemeld met het verzoek als partij aan het geding te mogen deelnemen.
3. Uit wat onder 1 en 2 is overwogen volgt dat het processuele belang aan de beoordeling van het hoger beroep is komen te ontvallen. Het hoger beroep zal om die reden niet-ontvankelijk worden verklaard.
4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door H. Lagas, in tegenwoordigheid van F.H.R.M. Robbers als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 15 juli 2019.
(getekend) H. Lagas
(getekend) F.H.R.M. Robbers
md