ECLI:NL:CRVB:2019:232
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- E.W. Akkerman
- A.T. de Kwaasteniet
- R.B. Kleiss
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van benadelingshandeling en psychische gesteldheid in het kader van Ziektewetuitkering
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 24 januari 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Rotterdam. Appellante, die sinds 1 december 1999 als verpleegassistent werkte, had zich op 22 oktober 2012 ziek gemeld. De kantonrechter ontbond op 13 augustus 2014 haar arbeidsovereenkomst wegens dringende redenen, omdat zij weigerde mee te werken aan re-integratie en stelselmatig niet op het werk verscheen. Het Uwv weigerde vervolgens een Ziektewetuitkering aan appellante, omdat zij een benadelingshandeling zou hebben gepleegd door haar gedrag, wat leidde tot de ontbinding van haar arbeidsovereenkomst.
De rechtbank verklaarde het beroep van appellante tegen het besluit van het Uwv ongegrond. In hoger beroep stelde appellante dat de rechtbank niet had mogen uitgaan van de beschikking van de kantonrechter, omdat daartegen geen rechtsmiddel kon worden aangewend. Tevens voerde zij aan dat er een medische beoordeling nodig was, die de rechtbank ten onrechte zelf had verricht. De Raad oordeelde dat het Uwv onvoldoende onderzoek had gedaan naar de psychische gesteldheid van appellante ten tijde van haar gedragingen. De Raad onderschreef het oordeel van de rechtbank dat appellante een benadelingshandeling had gepleegd, maar vond dat het Uwv bij de besluitvorming ook de psychische klachten van appellante had moeten onderzoeken.
De Raad concludeerde dat het bestreden besluit onvoldoende was onderbouwd en dat het Uwv in de proceskosten van appellante moest worden veroordeeld. De uitspraak bevestigde de eerdere beslissing van de rechtbank, maar oordeelde dat het Uwv de proceskosten van appellante moest vergoeden, in totaal € 3.840,-, en het griffierecht van € 169,- moest terugbetalen.