ECLI:NL:CRVB:2019:2306
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Boete opgelegd wegens schending inlichtingenverplichting door niet melden van ontvangen money transfers
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag, waarin de appellant, die bijstand ontving, een boete opgelegd kreeg wegens het niet melden van ontvangen money transfers. De Centrale Raad van Beroep heeft op 16 juli 2019 uitspraak gedaan in deze zaak (ECLI:NL:CRVB:2019:2306). De appellant had in de periode van 10 april 2012 tot en met 31 december 2013 en van 1 juni 2014 tot en met 30 juni 2014 aanzienlijke bedragen ontvangen via money transfers, maar had deze niet gemeld bij het college van burgemeester en wethouders van Den Haag. Het college had de bijstand van de appellant eerder ingetrokken en de kosten teruggevorderd, wat leidde tot een boete van € 3.382,34, die later werd verlaagd tot € 1.691,16 na bezwaar van de appellant.
De Raad heeft vastgesteld dat de appellant de op hem rustende inlichtingenverplichting heeft geschonden door de ontvangen bedragen niet te melden. De Raad oordeelde dat de opgelegde boete evenredig was aan de ernst van de overtreding en de mate van verwijtbaarheid van de appellant. De rechtbank had eerder het beroep van de appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard, en de Raad bevestigde deze uitspraak. De Raad concludeerde dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten, en bevestigde de aangevallen uitspraak.