ECLI:NL:CRVB:2019:2256
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- R.B. Kleiss
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de medische geschiktheid voor WIA-uitkering en de rol van psychiater in het besluitvormingsproces
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 26 juni 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een beslissing van de rechtbank Den Haag. Appellante, die zich op 5 december 2011 ziek meldde wegens psychische klachten, had een WIA-uitkering aangevraagd. Het Uwv concludeerde dat zij vanaf 2 december 2013 recht had op een loongerelateerde WGA-uitkering, maar beëindigde deze per 2 april 2016 omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht. Appellante was het niet eens met deze beslissing en ging in beroep.
De rechtbank oordeelde dat het medisch onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd en dat de conclusies van de verzekeringsartsen van het Uwv juist waren. Appellante had psychiater J. van der Meer laten onderzoeken, die concludeerde dat er geen objectieve psychiatrische stoornis was, maar dat de klachten vooral te maken hadden met een aanpassingsstoornis. De rechtbank vond dat het Uwv voldoende rekening had gehouden met de medische situatie van appellante en dat de geselecteerde functies passend waren.
In hoger beroep herhaalde appellante haar standpunten, maar de Raad onderschreef het oordeel van de rechtbank. De Raad concludeerde dat het medisch onderzoek zorgvuldig was en dat de conclusies van de verzekeringsartsen goed gemotiveerd waren. De Raad bevestigde de aangevallen uitspraak en wees het verzoek om schadevergoeding af. De uitspraak benadrukt het belang van een gedegen medisch onderzoek en de rol van psychiater in de beoordeling van arbeidsongeschiktheid.