ECLI:NL:CRVB:2019:225
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging WGA-loonaanvullingsuitkering en geschiktheid van functies voor appellante
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 16 januari 2019 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante tegen de beslissing van de rechtbank Gelderland. Appellante had een WGA-loonaanvullingsuitkering ontvangen, maar deze was door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) beëindigd na een herbeoordeling. De rechtbank had het beroep van appellante tegen deze beëindiging ongegrond verklaard, waarbij zij oordeelde dat het medisch onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd en dat de verzekeringsartsen de klachten van appellante op een deugdelijke manier hadden beoordeeld.
Appellante heeft in hoger beroep herhaald dat zij fysiek en mentaal niet in staat is om 24 uur per week te werken en dat er ten onrechte geen urenbeperking is aangenomen. De Raad heeft echter geoordeeld dat de argumenten van appellante in essentie een herhaling zijn van wat eerder in bezwaar en beroep naar voren was gebracht. De rechtbank had terecht geoordeeld dat de medische beoordeling van de verzekeringsartsen juist was en dat er geen reden was voor een urenbeperking.
De Raad heeft de medische informatie die appellante in hoger beroep heeft ingediend, beoordeeld en geconcludeerd dat deze geen aanleiding geeft om te twijfelen aan de eerdere beoordelingen. De geselecteerde functies zijn in medisch opzicht geschikt voor appellante, en het hoger beroep is dan ook ongegrond verklaard. De uitspraak van de rechtbank is bevestigd, en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.