ECLI:NL:CRVB:2019:223

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
23 januari 2019
Publicatiedatum
23 januari 2019
Zaaknummer
18/4187 AOW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkverklaring verzoek om herziening van de uitspraak inzake griffierecht in sociale zekerheidszaak

Op 23 januari 2019 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak met registratienummer 18/4187 AOW. Verzoekster had een verzoek om herziening ingediend van een eerdere uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 21 juni 2018, registratienummer 17/7339 AOW. De Raad heeft vastgesteld dat verzoekster niet heeft aangetoond dat zij het verschuldigde griffierecht van € 126,- tijdig heeft betaald. Ondanks herhaalde aanmaningen en de mogelijkheid om het griffierecht contant te betalen, is er in de financiële administratie van de Raad geen bewijs van betaling aangetroffen. Verzoekster heeft haar stelling dat zij het griffierecht heeft betaald niet met bewijsstukken onderbouwd, en het lijkt erop dat zij mogelijk doelt op een betaling in een andere zaak. Hierdoor kon de Raad niet oordelen dat verzoekster niet in verzuim was. De Raad heeft daarom het verzoek om herziening kennelijk niet-ontvankelijk verklaard, zonder verder onderzoek te doen. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door B.M. van Dun, in tegenwoordigheid van J.A. Achterberg als griffier, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

Datum uitspraak: 23 januari 2019
18/4187 AOW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in artikel 8:54 in verbinding met artikel 8:119 van de Algemene wet bestuursrecht op het verzoek om herziening van de uitspraak van de Centrale Raad van beroep van 21 juni 2018, 17/7339 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[verzoekster] te [woonplaats] , Marokko (verzoekster)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank

PROCESVERLOOP

Verzoekster heeft een verzoek om herziening van de aangevallen uitspraak ingediend.

OVERWEGINGEN

In artikel 8:41, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is bepaald dat van de indiener van het beroepschrift een griffierecht wordt geheven. Ingevolge artikel 8:119,
tweede lid, van de Awb is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het verzoek om herziening.
Bij brief van 7 augustus 2018 is verzoekster erop gewezen dat een griffierecht van € 126,- is verschuldigd, en is medegedeeld dat dit bedrag uiterlijk 28 dagen na de dag van verzending van de brief op de in die brief genoemde bankrekening moet zijn bijgeschreven.
Bij aangetekende brief van 7 september 2018 is verzoekster nogmaals gewezen op de verschuldigdheid van het griffierecht en is medegedeeld dat het verschuldigde bedrag
binnen vier weken na de datum van deze brief op de in die brief genoemde bankrekening dient te zijn bijgeschreven dan wel contant moet zijn betaald op het bezoekadres van de Raad. Daarbij is erop gewezen dat als het griffierecht niet tijdig wordt betaald, verzoekster er rekening mee moet houden dat het verzoek om herziening niet inhoudelijk behandeld zal worden.
Bij brief van 5 oktober 2018 heeft verzoekster de Raad meegedeeld dat zij het griffierecht al heeft betaald.
In de financiële administratie van de Raad is geen door of namens verzoekster gedane betaling aangetroffen in de onderhavige zaak. Verzoekster heeft haar stelling dat zij het griffierecht heeft betaald niet met bewijsstukken onderbouwd. Mogelijk doelt verzoekster op het griffierecht dat zij heeft voldaan in de zaak met registratienummer 17/7339 AOW. Voor het nu voorliggende herzieningsverzoek is afzonderlijk griffierecht verschuldigd.
Op grond van de beschikbare gegevens kan redelijkerwijs niet worden geoordeeld dat verzoekster niet in verzuim is geweest. Het verzoek om herziening is kennelijk
niet-ontvankelijk, zodat zonder verder onderzoek kan worden beslist.
Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het verzoek om herziening niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door B.M. van Dun, in tegenwoordigheid van J.A. Achterberg als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 23 januari 2019.
(getekend) B.M. van Dun
(getekend) J.A. Achterberg
Tegen deze uitspraak kunnen een belanghebbende en het bestuursorgaan binnen zes weken na de verzending van het afschrift van deze uitspraak schriftelijk verzet doen bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA UTRECHT. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld te worden gehoord.

LO

DÉCISION

La Centrale Raad van Beroep (Cour d'Appel Centrale) déclare la requête de révision non recevable.
Par conséquent, décidée par B.M. van Dun, en présence de J.A. Achterberg en qualité de greffier, ainsi que prononcée en public, le 23 janvier 2019.
(signé) B.M. van Dun
(signé) J.A. Achterberg
Les intéressés et les organes d'administration auront le droit à présenter une opposition écrite contre la présente décision, dans les six semaines suivantes à la notification de la copie, à la Centrale Raad van Beroep (Cour d'Appel Centrale), Postbus 16002, 3500 DA UTRECHT.