ECLI:NL:CRVB:2019:2227
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herziening van bijstand naar kostendelersnorm en inlichtingenverplichting bij 21-jarige zoon
In deze zaak gaat het om de herziening van de bijstandsverlening aan appellanten, die sinds 7 augustus 2014 bijstand ontvangen op basis van de Participatiewet (PW). De Centrale Raad van Beroep behandelt het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam, die op 29 juni 2018 het beroep van appellanten ongegrond verklaarde. De zaak draait om de vraag of appellanten hun inlichtingenverplichting hebben geschonden door niet te melden dat hun inwonende zoon, geboren in 1995, de leeftijd van 21 jaar heeft bereikt. Het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam had eerder besloten dat de zoon niet meetelde als medebewoner bij de kostendelersnorm, omdat hij jonger was dan 21 jaar. Echter, na het bereiken van deze leeftijd, heeft het college de bijstand van appellanten herzien en teruggevorderd over een bepaalde periode.
De Raad overweegt dat appellanten, ondanks dat het college op de hoogte was van de geboortedatum van hun zoon, verplicht waren om deze wijziging zelf te melden. De Raad bevestigt dat het niet melden van het bereiken van de 21-jarige leeftijd een schending van de inlichtingenverplichting inhoudt, wat leidt tot een verplichting tot terugvordering van teveel verleende bijstand. De beroepsgrond van appellanten dat de terugvordering beperkt zou moeten worden tot een bepaalde periode, wordt eveneens verworpen. De Raad concludeert dat het hoger beroep niet slaagt en bevestigt de uitspraak van de rechtbank.