ECLI:NL:CRVB:2019:2201

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
26 juni 2019
Publicatiedatum
9 juli 2019
Zaaknummer
18/2545 WW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag scholingsvoucher wegens te late indiening en eerdere gebruikmaking van regeling

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 26 juni 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Gelderland. De appellant had een aanvraag ingediend voor een scholingsvoucher op grond van de Tijdelijke regeling subsidie scholing richting een kansberoep. De aanvraag werd afgewezen omdat deze te laat was ingediend en de appellant eerder al gebruik had gemaakt van de regeling. De rechtbank had het beroep van de appellant tegen deze afwijzing ongegrond verklaard. De appellant stelde dat hij de aanvraag te laat had ingediend door verwarring veroorzaakt door de gemeente Apeldoorn en dat hij de subsidie voor een eerdere opleiding niet had kunnen gebruiken omdat deze niet doorging. De Raad oordeelde dat de appellant niet voldeed aan de voorwaarden voor de scholingsvoucher en dat de rechtbank de beroepsgronden van de appellant terecht had verworpen. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

18.2545 WW

Datum uitspraak: 26 juni 2019
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 30 maart 2018, 17/4557 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) namens de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 12 juni 2019. Appellant is, met bericht,
niet verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. A.I. Damsma.

OVERWEGINGEN

1.1.
Op 13 december 2016, door het Uwv ontvangen op 27 december 2016, heeft appellant een scholingsvoucher (ook wel: subsidie) op grond van de Tijdelijke regeling subsidie scholing richting een kansberoep (Regeling) aangevraagd. In de aanvraag heeft appellant vermeld dat hij de Ondernemersopleiding bus wil volgen. De kosten daarvan bedragen € 3.467,-.
1.2.
Het Uwv heeft deze aanvraag ingewilligd en appellant een subsidie van € 2.500,- verleend.
1.3.
Op 16 mei 2017, door het Uwv ontvangen op 17 mei 2017, heeft appellant opnieuw een aanvraag voor een scholingsvoucher ingediend. In de aanvraag heeft appellant vermeld dat hij de opleiding Rechtsgeleerdheid wil volgen en dat hij die opleiding op 6 februari 2017 is gestart. De kosten daarvan bedragen € 11.880,-.
1.4.
Bij besluit van 30 mei 2017 heeft het Uwv de aanvraag afgewezen, op de grond dat het beschikbare budget voor de Regeling inmiddels is opgebruikt.
1.5.
Bij beslissing op bezwaar van 24 juli 2017 (bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar van appellant tegen het besluit van 30 mei 2017 ongegrond verklaard. Aan het bestreden besluit ligt ten grondslag dat appellant niet kan worden aangemerkt als een werkzoekende vanuit de langdurige zorg, zodat hem geen scholingsvoucher voor een werkzoekende vanuit de langdurige zorg kan worden toegekend. De aanvraag van appellant voor een scholingsvoucher voor de brede doelgroep kan niet worden ingewilligd, omdat het subsidieplafond op 10 februari 2017 is bereikt. Gelet op het feit dat de aanvraag van appellant na 10 februari 2017 is ontvangen, was het Uwv genoodzaakt de aanvraag van appellant af te wijzen. Bovendien heeft appellant de aanvraag niet uiterlijk twee weken na aanvang van de scholing ingediend, zodat ook daarom de subsidie niet kan worden verleend. Daarnaast is appellant eerder een scholingsvoucher ingediend. Aangezien een scholingsvoucher slechts eenmalig kan worden verstrekt, kan ook op die grond een scholingsvoucher niet meer worden verleend.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. De rechtbank heeft vastgesteld dat tussen partijen niet in geschil is dat appellant op 6 februari 2016 is gestart met zijn opleiding Rechtsgeleerdheid, noch dat hij zijn aanvraag voor deze scholing na 20 februari 2017 heeft ingediend. Evenmin is in geschil dat appellant al een subsidie voor scholing op grond van de Regeling heeft ontvangen voor de Ondernemersopleiding bus. Volgens de rechtbank heeft het Uwv terecht de aanvraag van appellant voor een tweede studie afgewezen, aangezien appellant zijn aanvraag te laat heeft ingediend en bovendien eerder gebruik heeft gemaakt van de Regeling. Het Uwv was daarom volgens de rechtbank gehouden de aanvraag af te wijzen. De rechtbank heeft tot slot overwogen dat er geen ruimte is om van de Regeling af te wijken op grond van persoonlijke omstandigheden, zoals appellant wenst, omdat de Regeling geen hardheidsclausule kent.
3.1.
Appellant heeft in hoger beroep benadrukt dat hij de aanvraag heeft gedaan nadat hij twaalf jaar mantelzorg heeft verleend aan een oorlogsveteraan. Gelet op het feit dat ten tijde van zijn aanvraag voor betrokkenen die werkzaam waren in de sector zorg nog wel budget beschikbaar was, is zijn aanvraag ten onrechte afgewezen. Voorts heeft appellant erop gewezen dat hij de ontvangen subsidie in verband met de Ondernemersopleiding bus heeft overgemaakt aan het opleidingsinstituut, maar dat de opleiding niet kon doorgaan wegens onvoldoende deelnemers. Het opleidingsinstituut weigert het geld terug te storten. De omstandigheid dat hij te laat een aanvraag heeft gedaan, is gevolg van het feit dat de gemeente Apeldoorn hem in verwarring heeft gebracht als het gaat om een re-integratietraject.
3.2.
Het Uwv heeft bevestiging van de aangevallen uitspraak bepleit.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Voor een weergave van de toepasselijke bepalingen van de Regeling wordt verwezen naar overweging 4 van de aangevallen uitspraak
.
4.2.
Daargelaten dat niet gebleken is dat appellant daadwerkelijk als werknemer of zelfstandige in de sector zorg werkzaam is geweest, voldoet appellant niet aan de voorwaarden om voor een scholingsvoucher op grond de Regeling in aanmerking te komen. De rechtbank heeft de beroepsgronden van appellant gemotiveerd verworpen. De overwegingen van de rechtbank worden onderschreven. De omstandigheid dat appellant de Ondernemersopleiding bus niet in de door hem gewenste periode kon volgen omdat deze opleiding niet is doorgegaan in verband met onvoldoende deelnemers, maakt dit niet anders. Appellant is immers in de gelegenheid gesteld de opleiding in een andere periode te volgen. Ook de stelling van appellant dat hij de aanvraag te laat zou hebben gedaan omdat hij door de gemeente Apeldoorn in verwarring zou zijn gebracht, leidt niet tot een ander oordeel. Appellant was immers, vanwege onder meer zijn eerdere aanvraag, op de hoogte van de Regeling terwijl appellant op het aanvraagformulier wordt gewezen op de voorwaarden voor de scholingsvoucher.
4.3.
Het hoger beroep van appellant slaagt niet. De aangevallen uitspraak zal worden bevestigd.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door H.G. Rottier, in tegenwoordigheid van M.A.A. Traousis als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 26 juni 2019.
(getekend) H.G. Rottier
(getekend) M.A.A. Traousis

VC