Uitspraak
17.3236 WIA
9 maart 2017, 16/6142 (aangevallen uitspraak)
OVERWEGINGEN
30 december 2015 en op een rapport van een arbeidsdeskundige 21 januari 2016.
(bestreden besluit) ongegrond verklaard. Daaraan heeft het Uwv ten grondslag gelegd een rapport van 14 juni 2016 van een verzekeringsarts bezwaar en beroep.
15 oktober 2013 geconcludeerd dat appellant lijdt aan een ernstige depressie, binnen een bipolaire I stoornis. Kühler heeft geconstateerd dat de stoornis dusdanig ernstig is dat hij nauwelijks initiatief toont en hij zich niet tot nauwelijks kan concentreren. Daarnaast lijdt hij erg onder ernstige angstklachten waarbij hij mensen/drukte mijdt, aldus Kühler.
30 december 2015 opgesteld zonder informatie in te winnen bij de behandelende sector. In bezwaar heeft appellant een brief van zijn huisarts H. Vrolijk van 10 maart 2016 overgelegd, waarin staat dat sprake is van een depressieve episode met vitale kenmerken en van angst- en paniekaanvallen met agorafobische/sociaal fobische klachten, suïcidale gedachten, geen ideaties of plannen. De huisarts heeft daaraan toegevoegd dat in de afgelopen jaren geen verbetering plaats heeft gevonden. De verzekeringsarts bezwaar en beroep R.H.M. Geerdes heeft in zijn rapport van 14 juni 2016 over de mededeling van appellant dat hij afziet van een hoorzitting, overwogen dat voor hem geen dringende redenen waren om persoonlijk contact met appellant te hebben. Daarbij is overwogen dat de verzekeringsarts in zijn rapport de psychiatrische expertise en de behandeling door de huisarts heeft vermeld en is uitgegaan van de juiste ziektebeelden.
Van Egmond in een rapport van 8 november 2016 geconcludeerd dat er na de beslissing van het Uwv over de mate van arbeidsongeschiktheid een verslechtering bij appellant is ontstaan. De medische situatie zoals beschreven in het rapport van Van Egmond heeft geen betrekking op de datum in geding, aldus de verzekeringsarts bezwaar en beroep.