ECLI:NL:CRVB:2019:215
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herziening van WAO-uitkering en beoordeling van arbeidsongeschiktheid
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 23 januari 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant. Appellant, die sinds 1999 een WAO-uitkering ontvangt, heeft in 2014 verzocht om een herbeoordeling van zijn arbeidsongeschiktheid, na een TIA en een CVA. Het Uwv heeft de WAO-uitkering van appellant herzien en vastgesteld dat hij nog steeds voor 15 tot 25% arbeidsongeschikt is. Appellant is het niet eens met deze beslissing en stelt dat zijn beperkingen zijn onderschat. De rechtbank heeft het beroep van appellant ongegrond verklaard, en in hoger beroep heeft de Raad de zaak opnieuw beoordeeld. De Raad concludeert dat de verzekeringsartsen zorgvuldig onderzoek hebben verricht en dat er geen aanwijzingen zijn dat de beperkingen van appellant zijn onderschat. De medische informatie die door appellant is overgelegd, biedt geen nieuwe inzichten die de conclusie van het Uwv kunnen weerleggen. De Raad bevestigt daarom de uitspraak van de rechtbank en het besluit van het Uwv.