ECLI:NL:CRVB:2019:2112

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
28 juni 2019
Publicatiedatum
1 juli 2019
Zaaknummer
18/3104 PW-V
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van hoger beroep inzake griffierecht en bewindvoering

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 28 juni 2019 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante tegen de niet-ontvankelijk verklaring van haar hoger beroep door de Raad op 6 november 2018. De zaak betreft een geschil over de betaling van griffierecht en de rol van de bewindvoerder van appellante. Appellante, die onder bewind staat, heeft verzet aangetekend tegen de eerdere uitspraak, omdat zij stelt dat haar bewindvoerder verzaakt heeft om het griffierecht tijdig te betalen. De Raad heeft vastgesteld dat het griffierecht niet binnen de gestelde termijn is betaald en dat appellante niet in verzuim is geweest. De gemachtigde van appellante heeft tijdens de zitting verklaard dat de bewindvoerder zijn verplichtingen niet is nagekomen, wat heeft geleid tot de situatie waarin appellante zich bevond. De Raad oordeelt echter dat het handelen van de bewindvoerder voor rekening en risico van appellante komt. De Raad heeft geen nieuwe feiten of omstandigheden kunnen vaststellen die een andere conclusie rechtvaardigen. Daarom wordt het verzet ongegrond verklaard en is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

Datum uitspraak: 28 juni 2019
18/3104 PW-V
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:55, zevende lid, en 8:108, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel van 24 april 2018, 17/1671 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
het college van burgemeester en wethouders van Hellendoorn (college)

PROCESVERLOOP

Bij uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:54 en 8:108, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht van 6 november 2018 heeft de Raad het door appellante ingestelde hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak niet-ontvankelijk verklaard.
Namens appellante heeft mr. G.J.M. van Spanje, advocaat, verzet gedaan.
Het verzet is behandeld ter zitting van 17 mei 2019. Appellante is verschenen, bijgestaan door de heer G.J. van Nijen. Het college heeft zich niet laten vertegenwoordigen.

OVERWEGINGEN

De uitspraak van de Raad van 6 november 2018 berust op de overwegingen dat het griffierecht niet binnen de in de brief van 8 juli 2018 gestelde termijn is betaald en dat redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat appellante niet in verzuim is geweest.
In verzet heeft de gemachtigde van appellante te kennen gegeven dat appellante onder bewind staat en derhalve niet over haar financiën kan beschikken. Appellante heeft op 16 juli 2018 de betalingsherinnering naar haar bewindvoerder gezonden. De bewindvoerder heeft echter verzaakt de nota tijdig te voldoen. Ter zitting is toegelicht dat de bewindvoerder niet aan zijn verplichtingen heeft voldaan en appellante daar de dupe van is geworden.
De Raad is van oordeel dat in verzet geen feiten of omstandigheden zijn aangevoerd op grond waarvan zou moeten worden geoordeeld dat appellante niet in verzuim is geweest. Het handelen van de bewindvoerder komt voor rekening en risico van appellante. De Raad merkt daarbij op dat de nota voor voldoening van het griffierecht en de betalingsherinnering zijn gezonden aan de gemachtigde van appellante. Het had op de weg van de gemachtigde van appellante gelegen om binnen de gestelde betalingstermijn na te gaan of betaling heeft plaatsgevonden.
Dit betekent dat het verzet ongegrond wordt verklaard.
Voor een proceskostenveroordeling van het verzet is geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door C.H. Bangma, in tegenwoordigheid van M.A.A. Traousis als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 28 juni 2019.
(getekend) C.H. Bangma
(getekend) M.A.A. Traousis

VC