ECLI:NL:CRVB:2019:2112
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van hoger beroep inzake griffierecht en bewindvoering
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 28 juni 2019 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante tegen de niet-ontvankelijk verklaring van haar hoger beroep door de Raad op 6 november 2018. De zaak betreft een geschil over de betaling van griffierecht en de rol van de bewindvoerder van appellante. Appellante, die onder bewind staat, heeft verzet aangetekend tegen de eerdere uitspraak, omdat zij stelt dat haar bewindvoerder verzaakt heeft om het griffierecht tijdig te betalen. De Raad heeft vastgesteld dat het griffierecht niet binnen de gestelde termijn is betaald en dat appellante niet in verzuim is geweest. De gemachtigde van appellante heeft tijdens de zitting verklaard dat de bewindvoerder zijn verplichtingen niet is nagekomen, wat heeft geleid tot de situatie waarin appellante zich bevond. De Raad oordeelt echter dat het handelen van de bewindvoerder voor rekening en risico van appellante komt. De Raad heeft geen nieuwe feiten of omstandigheden kunnen vaststellen die een andere conclusie rechtvaardigen. Daarom wordt het verzet ongegrond verklaard en is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.