ECLI:NL:CRVB:2019:2083
Centrale Raad van Beroep
- Proces-verbaal
- Rechtspraak.nl
Intrekking van bijstand en terugvordering wegens niet woonachtig op opgegeven adres
Op 18 juni 2019 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in een hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel van 8 december 2017. De zaak betreft de intrekking van bijstand, terugvordering van bijstands kosten en het opleggen van een boete aan de appellant, die niet woonachtig was op het opgegeven adres. De appellant had zijn inlichtingenverplichting geschonden door niet te melden dat hij niet op het opgegeven adres woonde. De Raad heeft vastgesteld dat de oproeping voor de zitting correct was geschied, ondanks dat de appellant niet aanwezig was en niet bereikbaar was via het opgegeven e-mailadres. De Raad heeft de beslissing van het college om de bijstand in te trekken en de kosten terug te vorderen, alsook de boete op te leggen, bevestigd.
De appellant voerde aan dat hij wel degelijk op het opgegeven adres woonde, omdat hij zorg droeg voor zijn zieke vader. Echter, de Raad oordeelde dat de verklaring van de appellant niet voldoende was om aan te tonen dat hij zijn hoofdverblijf op het opgegeven adres had. Tijdens een huisbezoek werd vastgesteld dat de woning niet was ingericht en dat er geen persoonlijke spullen aanwezig waren. De Raad concludeerde dat de appellant niet zijn hoofdverblijf had op het opgegeven adres en dat hij zijn inlichtingenverplichting had geschonden.
De opgelegde boete werd door het college gemotiveerd op basis van gemiddelde verwijtbaarheid en rekening houdend met de draagkracht van de appellant. De Raad oordeelde dat de boete evenredig was aan de ernst van de overtreding en dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd in het openbaar gedaan en is gebaseerd op de overwegingen die in het proces-verbaal zijn vastgelegd.