ECLI:NL:CRVB:2019:2082

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
18 juni 2019
Publicatiedatum
27 juni 2019
Zaaknummer
18/1637 PW-PV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag bijstandsverlening door onduidelijke financiële situatie

Op 18 juni 2019 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak van appellante tegen het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam. De zaak betreft een hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 1 maart 2018, waarin de aanvraag om bijstand van appellante werd afgewezen. De Centrale Raad bevestigt de eerdere uitspraak van de rechtbank. De afwijzing van de bijstandsaanvraag is gebaseerd op het feit dat appellante onvoldoende inzicht heeft gegeven in haar financiële situatie.

De aanvraag om bijstand dateert van 9 december 2016, en het college had eerder voorschotten verleend die nu teruggevorderd worden tot een totaalbedrag van € 1.675,74. De Raad stelt vast dat appellante niet de nodige duidelijkheid heeft verschaft over haar financiële situatie, wat een vereiste is voor het verkrijgen van bijstand. De Raad benadrukt dat het aan de aanvrager is om de feiten en omstandigheden aan te tonen die de aanvraag rechtvaardigen.

In deze zaak heeft appellante geen concrete en verifieerbare gegevens verstrekt over de geldstromen op haar bankafschriften, die regelmatig stortingen en bijschrijvingen van honderden euro's vertonen. Ook de eigendom van een auto die op haar naam staat, blijft onduidelijk. Appellante heeft geen bewijs geleverd dat de auto niet van haar is, terwijl zij wel de kosten voor wegenbelasting en verzekering betaalt. De Raad concludeert dat door het gebrek aan openheid van appellante, het recht op bijstand niet kan worden vastgesteld.

De uitspraak is openbaar gedaan en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. De griffier en het lid van de enkelvoudige kamer hebben de uitspraak ondertekend.

Uitspraak

18.1637 PW-PV

Datum uitspraak: 18 juni 2019
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 1 maart 2018, 17/4713 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellante] te [woonplaats] (appellante)
het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam (college)
Zitting heeft: P.W. van Straalen, lid van de enkelvoudige kamer
Griffier: L.R. Daman
Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. A. Zonneveld. Appellante is niet verschenen.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze beslissing is uitgesproken in het openbaar. Zij is gebaseerd op de volgende overwegingen.
Het gaat in deze zaak om de afwijzing van de aanvraag om bijstand van appellante van 9 december 2016 en de terugvordering van de door het college verleende voorschotten tot een totaalbedrag van € 1.675,74.
Aan de besluitvorming ligt ten grondslag dat appellante onvoldoende inzicht heeft gegeven in haar financiële situatie.
Een aanvrager moet in het algemeen de feiten en omstandigheden aannemelijk maken die nopen tot inwilliging van de aanvraag. In dat kader dient de aanvrager de nodige duidelijkheid te verschaffen en volledige openheid van zaken te geven. Vervolgens is het aan het bijstandverlenend orgaan om in het kader van de onderzoeksplicht de inlichtingen op juistheid en volledigheid te controleren. Indien de betrokkene niet aan de wettelijke inlichtingenverplichting of medewerkingsverplichting voldoet, is dit een grond voor weigering van de bijstand indien als gevolg daarvan het recht op bijstand niet kan worden vastgesteld.
Anders dan appellante stelt heeft zij onvoldoende duidelijkheid verschaft om het recht op bijstand te kunnen vaststellen. Zo zijn op de bankafschriften van appellante regelmatige stortingen en bijschrijvingen van honderden euro's te zien. Appellante heeft daar een verklaring voor gegeven. Het zou veelal gaan om geleend geld, maar appellante heeft niet met concrete en verifieerbare gegevens onderbouwd wat zij van wie heeft gekregen. Ook heeft zij geen concrete en verifieerbare gegevens verstrekt met betrekking tot de auto die op haar naam staat. De auto zou niet van appelante zijn, maar van X, die in het buitenland zou wonen. Appellante betaalt echter wel de wegenbelasting, de verzekering en de boetes, waarvoor zij dan weer geld zou krijgen van X. Onduidelijk is wie X is, waar hij woont en wat appellante wanneer van hem aan middelen heeft verkregen. Ook is nog altijd onduidelijk waarop de bijschrijvingen van [naam bedrijf] en [naam bedrijf bv] hebben.
Appellante heeft geen volledige openheid van zaken gegeven over haar financiële situatie. Als gevolg daarvan kan het recht op bijstand niet worden vastgesteld.
Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.
Waarvan proces-verbaal.
De griffier Het lid van de enkelvoudige kamer
(getekend) L.R. Daman (getekend) P.W. van Straalen