ECLI:NL:CRVB:2019:2081
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de schending van de inlichtingenverplichting en de opgelegde boete in het kader van bijstandsverlening
Op 18 juni 2019 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak met nummer 17/7812 PW-PV, waarin het hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 31 oktober 2017 werd behandeld. De zaak betreft een door het college van burgemeester en wethouders van Den Haag opgelegde boete van € 880,- aan appellante, omdat zij haar inlichtingenverplichting had geschonden door geen melding te maken van stortingen en bijschrijvingen op haar bankrekening. De Centrale Raad van Beroep bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat appellante had moeten begrijpen dat deze financiële transacties van invloed waren op haar recht op bijstand.
De Raad overwoog dat appellante niet kon volhouden dat zij niet op de hoogte was van de gevolgen van de stortingen, aangezien financiële ondersteuning van derden een relevante omstandigheid is die invloed heeft op de hoogte van de bijstand. De Raad concludeerde dat appellante door het niet melden van deze bedragen in gebreke was gebleven en dat haar een verwijt kon worden gemaakt. De boete werd als evenredig beoordeeld, ondanks de financiële omstandigheden van appellante, en de Raad oordeelde dat er geen sprake was van disproportionele benadeling door de combinatie van de terugvordering van bijstand en de opgelegde boete.
De uitspraak werd openbaar uitgesproken en de griffier, L.R. Daman, en het lid van de enkelvoudige kamer, P.W. van Straalen, hebben het proces-verbaal ondertekend. Er werd geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.