ECLI:NL:CRVB:2019:207
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep over toekenning AOW-pensioen voor gehuwde status
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 8 januari 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De appellant, bijgestaan door mr. N. Saidi, heeft in beroep geageerd tegen de beslissing van de Sociale Verzekeringsbank (Svb) die hem een AOW-pensioen voor een gehuwde heeft toegekend, terwijl hij meent recht te hebben op een AOW-pensioen voor een ongehuwde. De Svb werd vertegenwoordigd door mr. S. Herder.
De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de Svb terecht had vastgesteld dat appellant als gehuwde moest worden aangemerkt. Dit oordeel is gebaseerd op het feit dat appellant zijn hoofdverblijf deelt met zijn ex-echtgenote en zij samen drie kinderen hebben. De Raad oordeelde dat, ongeacht de meerderjarigheid van de kinderen, er sprake is van een gezamenlijke huishouding, zoals bedoeld in de AOW.
De Raad wees erop dat de eerdere toekenning van een uitkering op basis van de IOAW aan appellant, waarbij geen gezamenlijke huishouding werd aangenomen, niet relevant is voor de beoordeling van de AOW. De AOW en IOAW zijn verschillende wetten en de beoordeling van het recht op AOW-pensioen dient te geschieden op basis van de bepalingen van de AOW. De Raad concludeerde dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten.