ECLI:NL:CRVB:2019:2066
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen de weigering van het Uwv om een maatregel op te leggen aan werknemer wegens benadelingshandeling
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 26 juni 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. De zaak betreft een geschil tussen het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) en een werkgever die als eigenrisicodrager optreedt. De werkgever had verzocht om een maatregel op te leggen aan een werknemer, omdat deze volgens de werkgever een benadelingshandeling had gepleegd door tijdens ziekte ontslag te nemen. Het Uwv had in eerste instantie de maatregel opgelegd, maar deze later ingetrokken en de werknemer een Ziektewet-uitkering toegekend. De werkgever ging hiertegen in beroep.
De rechtbank heeft het beroep van de werkgever gegrond verklaard en het bestreden besluit van het Uwv vernietigd, met de overweging dat er geen onderscheid gemaakt kan worden tussen werknemers van een eigenrisicodrager en andere werknemers. In hoger beroep heeft het Uwv aangevoerd dat het ziekengeld van de werknemer niet ten laste komt van de in artikel 45 van de Ziektewet genoemde fondsen, en dat er daarom geen maatregel opgelegd kan worden.
De Centrale Raad van Beroep heeft geoordeeld dat het Uwv op goede gronden heeft geweigerd om de maatregel op te leggen, omdat ten tijde van het bestreden besluit artikel 45 van de Ziektewet nog niet was gewijzigd om ook eigenrisicodragers te omvatten. De Raad heeft het hoger beroep van het Uwv gegrond verklaard, de aangevallen uitspraak vernietigd en het beroep van de werkgever tegen het besluit van het Uwv ongegrond verklaard. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.