Uitspraak
17.1945 WIA
OVERWEGINGEN
€ 2.560,- voor vergoeding in aanmerking. Tevens zal het Uwv het door appellante betaalde griffierecht dienen te vergoeden.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 19 juni 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. Appellante, die zich ziek had gemeld vanwege schouder- en polsklachten, had een WIA-uitkering aangevraagd, maar het Uwv weigerde deze op basis van onvoldoende arbeidsongeschiktheid. De rechtbank had het beroep van appellante ongegrond verklaard, waarbij werd geoordeeld dat het medisch onderzoek door het Uwv zorgvuldig was uitgevoerd en dat de vastgestelde beperkingen adequaat waren. In hoger beroep herhaalde appellante haar bezwaren tegen de medische beoordeling en vroeg om een deskundige. De Raad oordeelde dat het Uwv in hoger beroep zijn besluit had voorzien van een toereikende medische en arbeidskundige onderbouwing. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de mate van arbeidsongeschiktheid van appellante terecht op minder dan 35% was vastgesteld. Tevens werd het Uwv veroordeeld in de proceskosten van appellante, die in totaal € 2.560,- bedragen, en moest het griffierecht vergoeden.