ECLI:NL:CRVB:2019:1944
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking van bijstand wegens niet ingeleverde gegevens en inlichtingenverplichting
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 30 april 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland. De zaak betreft de intrekking van de bijstand van appellant door het dagelijks bestuur van de Regionale Dienst Werk en Inkomen Kromme Rijn Heuvelrug. De intrekking vond plaats met ingang van 10 maart 2017, omdat appellant niet alle gevraagde gegevens had ingeleverd, wat leidde tot de conclusie dat het recht op bijstand niet kon worden vastgesteld. De rechtbank had het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
Appellant had in hoger beroep aangevoerd dat hij, ondanks het niet overleggen van alle gegevens, recht op bijstand had. Ter onderbouwing overhandigde hij een bankafschrift van zijn ING-rekening, maar de Centrale Raad oordeelde dat dit document onvoldoende was om het recht op bijstand vast te stellen. Het bankafschrift besloeg niet de gehele beoordelingsperiode en appellant had nog steeds geen bewijs geleverd van zijn PayPal-rekening of zijn verblijf in het buitenland, wat cruciaal was voor de beoordeling van zijn recht op bijstand.
De Centrale Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het dagelijks bestuur terecht de bijstand had ingetrokken. De Raad concludeerde dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en is gebaseerd op de overwegingen dat de inlichtingenverplichting door appellant was geschonden, waardoor het recht op bijstand niet kon worden vastgesteld.