ECLI:NL:CRVB:2019:1903
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herziening AOW-pensioen naar norm ongehuwde na melding meerpersoonshuishouden
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 13 juni 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De zaak betreft de herziening van AOW-pensioenen van twee betrokkenen, die samen een gezamenlijke huishouding voerden. De Sociale Verzekeringsbank (Svb) had eerder AOW-pensioenen voor gehuwden toegekend, maar na een melding van betrokkene 1 dat hij een geregistreerd partnerschap aanging, heeft de Svb vastgesteld dat er sprake was van een meerpersoonshuishouden. Dit leidde tot een herziening van de AOW-pensioenen naar de norm van een ongehuwde, met ingang van januari 2015.
Appellant, als erfgenaam van betrokkene 1, heeft hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de Svb om de AOW-pensioenen met slechts één jaar terugwerkende kracht te verhogen. De rechtbank had het bezwaar van appellant ongegrond verklaard, omdat er volgens de rechtbank geen bijzonder geval was dat een verdergaande terugwerkende kracht rechtvaardigde. Appellant voerde aan dat de Svb de AOW-pensioenen met een langere terugwerkende kracht had moeten verhogen, omdat de aanvraagformulieren niet de mogelijkheid boden om een meerpersoonshuishouden aan te geven.
De Centrale Raad van Beroep heeft geoordeeld dat de Svb terecht de AOW-pensioenen met één jaar terugwerkende kracht heeft herzien. De Raad oordeelde dat de betrokkenen niet alle relevante informatie hadden verstrekt en dat de Svb niet verantwoordelijk kan worden gehouden voor de onjuistheid van de eerdere besluiten. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen bijzonder geval was dat een langere terugwerkende kracht rechtvaardigde. De uitspraak benadrukt het belang van het tijdig verstrekken van relevante informatie bij aanvragen voor AOW-pensioenen.