ECLI:NL:CRVB:2019:1895
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering WIA-uitkering na zorgvuldig medisch onderzoek en geschiktheid voor geselecteerde functies
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 6 juni 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland. Appellante, die als apothekersassistente werkte, had zich ziek gemeld vanwege psychische klachten en verzocht om een WIA-uitkering. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) weigerde deze uitkering, omdat appellante minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht. De rechtbank had het beroep van appellante tegen dit besluit ongegrond verklaard, na te hebben vastgesteld dat er zorgvuldig medisch onderzoek was verricht door de verzekeringsartsen. De rechtbank concludeerde dat er geen medisch substraat was voor het aannemen van meer beperkingen dan in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) was opgenomen.
In hoger beroep herhaalde appellante haar gronden, maar de Raad oordeelde dat de rechtbank terecht had overwogen dat het medisch onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd. De verzekeringsarts bezwaar en beroep had overtuigend gemotiveerd dat er geen aanleiding was voor meer beperkingen. Ook de geschiktheid van de door het Uwv geselecteerde functies werd door de Raad onderschreven. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen nieuwe argumenten waren ingediend die het hoger beroep konden onderbouwen. De beslissing van de rechtbank om de WIA-uitkering te weigeren werd daarmee bevestigd.