Uitspraak
17.7131 PW
OVERWEGINGEN
€ 3.214,64.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 11 juni 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. De appellant, die sinds 1 augustus 2014 bijstand ontving, had bezwaar gemaakt tegen besluiten van het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam, die zijn bijstandsuitkering introkken en een boete oplegden wegens het niet melden van zijn woonadres. De rechtbank had het bezwaar van de appellant niet-ontvankelijk verklaard wegens termijnoverschrijding. De Raad heeft vastgesteld dat de appellant de besluiten op 20 mei 2016 heeft ontvangen, waardoor de bezwaartermijn op 30 juni 2016 verstreken was. De Raad oordeelde dat de termijnoverschrijding niet verschoonbaar was, ondanks de argumenten van de appellant over zijn woonsituatie en persoonlijke omstandigheden. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep van de appellant ongegrond. Er werd geen veroordeling in proceskosten uitgesproken.