ECLI:NL:CRVB:2019:1848
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Bezwaarschrift niet tijdig ingediend; geen verschoonbare termijnoverschrijding
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland, die op 16 juli 2018 het beroep tegen het besluit van de Sociale verzekeringsbank (Svb) ongegrond verklaarde. Appellante, die een ouderdomspensioen ontvangt, had bezwaar gemaakt tegen de ingangsdatum van een aanvullende inkomensvoorziening ouderen (AIO-aanvulling) die haar was toegekend. Het bezwaarschrift werd echter te laat ingediend, wat de Svb leidde tot de niet-ontvankelijkverklaring van het bezwaar. Appellante voerde aan dat haar hoge leeftijd, slechte gezondheid, culturele achtergrond en beperkte kennis van de Nederlandse taal de reden waren voor de te late indiening. Ze stelde dat ze hulp nodig had van haar zoon, die op vakantie was en daardoor niet in staat was om tijdig bezwaar te maken.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat er geen sprake was van een verschoonbare termijnoverschrijding. De Raad benadrukte dat appellante zelf verantwoordelijk was voor het tijdig inschakelen van juridische hulp, ook al was haar zoon tijdelijk niet beschikbaar. De Raad concludeerde dat de omstandigheden die appellante aanvoerde niet voldoende waren om te oordelen dat zij niet in verzuim was geweest. Het beroep op artikel 16 van de Participatiewet werd eveneens afgewezen, omdat dit niet relevant was voor de beoordeling van de termijnoverschrijding.
De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep ongegrond. Er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.