ECLI:NL:CRVB:2019:1847
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering nabestaandenuitkering op basis van de Algemene nabestaandenwet voor appellante woonachtig in Turkije
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 6 juni 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep over de aanvraag van een nabestaandenuitkering door appellante, die sinds 1992 in Turkije woont. Appellante was gehuwd met [X.], die op 26 juli 2012 is overleden. Voorafgaand aan zijn overlijden ontving [X.] een uitkering op basis van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO). De aanvraag van appellante voor een uitkering op grond van de Algemene nabestaandenwet (ANW) werd op 28 november 2014 afgewezen, omdat zij niet voldeed aan de voorwaarden. Dit besluit werd in een later bezwaar op 7 december 2015 bevestigd.
De rechtbank Amsterdam verklaarde het beroep van appellante ongegrond, waarbij zij vaststelde dat de aanvraag beoordeeld moest worden op basis van de ANW en niet de Algemene Weduwen- en Wezenwet (AWW). Appellante stelde in hoger beroep dat haar aanvraag op basis van de AWW beoordeeld moest worden, verwijzend naar de sociale zekerheidsregelingen tussen de EU en Turkije. Tijdens de zitting op 2 mei 2019 herhaalde zij dat zij niet in staat was om de aan haar arbeidsongeschiktheid gerelateerde functies te vervullen, omdat deze verbonden waren aan de Nederlandse arbeidsmarkt.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat appellante niet gevolgd kon worden in haar stellingen. De Raad bevestigde dat appellante bij haar terugkeer naar Turkije in 1992 geen recht had op een AWW-uitkering en dat de voorwaarden van de ANW van toepassing waren. De Raad concludeerde dat de aanvraag van appellante op basis van de ANW moest worden beoordeeld, en dat haar beroep op het Associatierecht geen doel trof. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en wees de aanvraag voor de nabestaandenuitkering af, omdat appellante niet voldeed aan de vereisten van de ANW.