Uitspraak
17.2693 WIA
24 februari 2017, 16/3048 (aangevallen uitspraak)
mr. M.J.H.H. Fuchs.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 29 mei 2019 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de weigering van zijn WIA-uitkering door het Uwv. Appellant, die zich op 16 januari 2013 ziek meldde met psychische klachten, had op 30 oktober 2014 een WIA-uitkering aangevraagd. Het Uwv weigerde deze uitkering op basis van een medisch onderzoek, waaruit bleek dat appellant minder dan 35% arbeidsongeschikt was. Appellant heeft bezwaar gemaakt tegen deze beslissing, maar het Uwv handhaafde zijn standpunt na een herbeoordeling door een verzekeringsarts bezwaar en beroep.
De rechtbank Rotterdam verklaarde het beroep van appellant tegen het besluit van het Uwv ongegrond, waarbij zij oordeelde dat het medisch onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd en dat er geen reden was om te twijfelen aan de juistheid van de medische oordelen. In hoger beroep herhaalde appellant zijn bezwaren tegen de zorgvuldigheid van het onderzoek en de vastgestelde beperkingen, maar de Centrale Raad van Beroep onderschreef het oordeel van de rechtbank. De Raad concludeerde dat het Uwv terecht had vastgesteld dat appellant niet voldeed aan de criteria voor een WIA-uitkering, en dat de medische onderzoeken adequaat waren uitgevoerd.
De Raad bevestigde de aangevallen uitspraak en oordeelde dat er geen aanleiding was om een deskundige in te schakelen, zoals door appellant was verzocht. De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldig medisch onderzoek en de rol van de verzekeringsarts in de beoordeling van arbeidsongeschiktheid.