ECLI:NL:CRVB:2019:1840
Centrale Raad van Beroep
- Eerste en enige aanleg
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om uitbreiding huishoudelijke hulp op basis van medische noodzaak
Op 6 juni 2019 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak van appellante, geboren in 1934, die een verzoek indiende om uitbreiding van de huishoudelijke hulp naar twee dagdelen per week. Appellante was eerder erkend als burger-oorlogsslachtoffer en ontving al een vergoeding voor één dagdeel huishoudelijke hulp per week. Het verzoek om uitbreiding werd afgewezen door de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank, omdat er geen medische noodzaak was aangetoond voor meer hulp. Appellante had eerder, in 2003, ook al een verzoek om uitbreiding ingediend, dat toen eveneens was afgewezen.
Tijdens de zitting op 25 april 2019 werd appellante vertegenwoordigd door haar dochter, terwijl de verweerder werd vertegenwoordigd door A.L. van de Wiel. De Raad heeft de medische adviezen van de geneeskundig adviseurs A.J. Maas en A.M. Ohlenschlager in overweging genomen, die beiden concludeerden dat er geen medische indicatie was voor meer dan het al toegekende dagdeel huishoudelijke hulp. De Raad oordeelde dat appellante, ondanks haar beperkingen, nog in staat was om lichte huishoudelijke werkzaamheden te verrichten en dat er geen sprake was van zelfverwaarlozing of chaotisch gedrag.
De Raad heeft het beleid van de Sociale verzekeringsbank, dat een vergoeding voor twee dagdelen huishoudelijke hulp kan worden toegekend aan personen van 70 jaar of ouder met medische beperkingen, als aanvaardbaar beschouwd. Echter, in het geval van appellante was niet aangetoond dat zij aan de voorwaarden voldeed. De Raad verklaarde het beroep ongegrond en het bestreden besluit bleef in stand. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.