ECLI:NL:CRVB:2019:1836
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van ZW-uitkering en beoordeling van belastbaarheid van appellante
Op 6 juni 2019 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in een hoger beroep van appellante tegen de beslissing van het Uwv om haar ZW-uitkering te beëindigen. Appellante, die als verzorgende thuiszorg werkte, meldde zich op 4 december 2013 ziek met psychische klachten en rugklachten. Het Uwv concludeerde na een beoordeling dat appellante in staat was om meer dan 65% van haar maatmaninkomen te verdienen, en beëindigde haar uitkering per 18 juli 2015. Appellante was het hier niet mee eens en stelde dat onvoldoende rekening was gehouden met haar klachten en beperkingen. Tijdens de zitting op 25 oktober 2018 werd appellante bijgestaan door haar advocaat, mr. B.E. Crone, terwijl het Uwv werd vertegenwoordigd door L. den Hartog. De Raad oordeelde dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep de belastbaarheid van appellante correct had vastgesteld en dat er geen reden was om aan de eerdere conclusies te twijfelen. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het Uwv op goede gronden had vastgesteld dat appellante geen recht meer had op ziekengeld. Tevens werd het Uwv veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van appellante, die in totaal € 4526,59 bedroegen.