ECLI:NL:CRVB:2019:1817

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
5 juni 2019
Publicatiedatum
5 juni 2019
Zaaknummer
18/2410 WMO15
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de eigen bijdrage voor maatwerkvoorzieningen onder de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 5 juni 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland. De appellant, vertegenwoordigd door mr. F. Bakker, had hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van het CAK over de eigen bijdrage voor een maatwerkvoorziening in de vorm van beschermd wonen en dagbesteding. De rechtbank had het beroep van de appellant ongegrond verklaard, en de Raad onderschrijft deze overwegingen volledig. De Raad stelt vast dat de appellant in hoger beroep geen wezenlijk nieuwe of andere gronden heeft aangevoerd die de rechtbank tot een ander oordeel hadden moeten brengen. De Raad bevestigt dat het CAK de bijdrage heeft vastgesteld op basis van gegevens van de Belastingdienst en de gemeente, en dat er geen onredelijkheid of onbillijkheid is gebleken in de besluitvorming. De Raad concludeert dat het hoger beroep niet slaagt en bevestigt de aangevallen uitspraak. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

18.2410 WMO15

Datum uitspraak: 5 juni 2019
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 13 april 2018, 17/2730 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)

CAK

PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. F. Bakker, advocaat, hoger beroep ingesteld.
CAK heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 13 maart 2019. Appellant en zijn gemachtigde zijn met bericht niet verschenen. CAK heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. L. van Eer.

OVERWEGINGEN

1. De Raad gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
1.1.
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Leeuwarden (college) heeft appellant op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015) een maatwerkvoorziening in de vorm van beschermd wonen en dagbesteding beschermd wonen verstrekt. Voor deze voorziening moet appellant een bijdrage betalen.
1.2.
Bij besluit van 29 augustus 2016 heeft CAK de door appellant te betalen bijdrage over de periode 26 februari 2016 tot en met 25 augustus 2016 vastgesteld op € 159,80 per maand.
1.3.
Bij factuur van 20 september 2016 heeft CAK over de maanden februari 2016 tot en met september 2016 een bedrag van € 1.054,93 bij appellant in rekening gebracht.
1.4.
Bij besluit van 20 januari 2017 heeft CAK de door appellant te betalen bijdrage per 1 januari 2017 vastgesteld op € 532,79 per maand.
1.5.
Bij besluit van 22 juni 2017 (bestreden besluit) heeft CAK de bezwaren van appellant tegen de besluiten van 29 augustus 2016, 20 september 2016 en 20 januari 2017 ongegrond verklaard.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard. Hiertoe heeft de rechtbank het volgende overwogen. Bij het vaststellen van de bijdrage voor de jaren 2016 en 2017 is CAK afgegaan op de gegevens die de Belastingdienst en de desbetreffende gemeente hebben aangeleverd. CAK heeft geen ruimte om rekening te houden met kosten die niet vallen onder de limitatief opgesomde aftrekposten als genoemd in artikel 3.13, eerste lid, onder b, van het Uitvoeringbesluit Wmo 2015 (Uitvoeringsbesluit). Uit de gedingstukken blijkt niet dat de besluitvorming over het vaststellen van de bijdrage en het invorderen van die bijdrage langer dan de daarvoor in het Uitvoeringbesluit gestelde termijn op zich hebben laten wachten. Van onredelijkheid of onbillijkheid is de rechtbank niet gebleken. Appellant heeft sinds de ontvangst van het indicatiebesluit van het college rekening kunnen en moeten houden met een op te leggen bijdrage. In het indicatiebesluit staat dat mogelijk een bijdrage zal worden opgelegd en het college heeft aan CAK kenbaar gemaakt dat de moeder van appellant ook is voorgelicht over het moeten betalen van een bijdrage voor beschermd wonen. Daarnaast had appellant bij de gemeente of CAK navraag kunnen doen naar de bijdrage of op de website van CAK een schatting kunnen maken van de hoogte van de bijdrage. CAK heeft geen bevoegdheid om de wettelijk bepaalde bijdrage aan te passen. Het komt voor eigen rekening en risico van appellant dat door of namens hem de mogelijkheid om de bijdrage aan te vechten bij het college niet is benut.
3. Appellant heeft zich in hoger beroep gemotiveerd tegen de aangevallen uitspraak gekeerd.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Appellant heeft in hoger beroep geen wezenlijk nieuwe of andere gronden naar voren gebracht of redenen vermeld waarom de rechtbank tot een ander oordeel had moeten komen.
4.2.
De rechtbank heeft deze beroepsgronden in de aangevallen uitspraak afdoende besproken en genoegzaam gemotiveerd waarom deze niet leiden tot vernietiging van het bestreden besluit.
4.3.
De Raad onderschrijft de overwegingen van de rechtbank volledig en volstaat met verwijzing daarnaar. De Raad maakt dan ook het oordeel waartoe de rechtbank op grond van deze overwegingen is gekomen tot het zijne.
4.4.
Uit wat is overwogen onder 4.1 tot en met 4.3 volgt dat het hoger beroep niet slaagt. De aangevallen uitspraak zal worden bevestigd.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door M.F. Wagner, in tegenwoordigheid van J.R. Trox als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 5 juni 2019.
(getekend) M.F. Wagner
(getekend) J.R. Trox
md