ECLI:NL:CRVB:2019:1795
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking WIA-uitkering en de zorgvuldigheid van medisch onderzoek
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 22 mei 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland. De appellant, die zich ziek had gemeld wegens psychische klachten, had een WIA-uitkering ontvangen die later door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) was ingetrokken. De Raad oordeelde dat het medisch onderzoek dat aan de intrekking ten grondslag lag, voldoende zorgvuldig was uitgevoerd. De verzekeringsartsen hadden geconcludeerd dat er geen sprake was van beperkingen als gevolg van een ziekte of gebrek, en de Raad onderschreef deze conclusies. De rechtbank had eerder het beroep van de appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard, en de Raad bevestigde deze uitspraak. De Raad oordeelde dat er onvoldoende aanwijzingen waren voor een psychiatrische stoornis op de datum in geding, 1 november 2011, en dat de eerdere psychische klachten van de appellant niet automatisch leidden tot objectief vast te stellen beperkingen. De Raad concludeerde dat de intrekking van de WIA-uitkering terecht was en dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten.