ECLI:NL:CRVB:2019:1778
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake bijstandsaanvraag en ingangsdatum bijstandsverlening
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de uitspraken van de rechtbank Rotterdam met betrekking tot de bijstandsaanvragen van appellant. Appellant heeft op 29 november 2016 bijstand aangevraagd op grond van de Participatiewet (PW). De aanvraag werd buiten behandeling gesteld omdat appellant niet tijdig de gevraagde gegevens had ingeleverd. Na een schietincident op 23 januari 2017, waarbij appellant in coma raakte, heeft zijn ex-partner een aanvraag ingediend, maar deze werd afgewezen omdat appellant haar niet had gemachtigd. Op 10 mei 2017 heeft mr. J.J.E. Stout, advocaat van appellant, een nieuwe aanvraag ingediend met als gewenste ingangsdatum 29 november 2016. Het college heeft bij besluit van 22 juni 2017 bijstand toegekend met ingang van 10 mei 2017. In hoger beroep heeft appellant betoogd dat hij eerder recht had op bijstand, met ingang van 2 januari 2017, omdat hij op die datum alle benodigde stukken had ingeleverd. De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat appellant niet aannemelijk heeft gemaakt dat er bijzondere omstandigheden waren die een eerdere ingangsdatum rechtvaardigen. De Raad bevestigt de uitspraken van de rechtbank en wijst de hoger beroepen af.