ECLI:NL:CRVB:2019:1775

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
29 mei 2019
Publicatiedatum
29 mei 2019
Zaaknummer
18/4107 BABW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag gehandicaptenparkeerkaart op basis van medische adviezen

Op 29 mei 2019 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak van een appellante die een gehandicaptenparkeerkaart voor een bestuurder had aangevraagd. De aanvraag, gedaan op 13 juli 2016, werd door het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam op 16 september 2016 afgewezen. Deze afwijzing was gebaseerd op medische adviezen van de GGD, die op 29 juli en 13 september 2016 waren uitgebracht. Na bezwaar van de appellante, werd op 16 november 2017 het bezwaar ongegrond verklaard, waarbij het college zich beriep op de medische adviezen van de GGD. De rechtbank Amsterdam verklaarde het beroep tegen dit besluit op 6 juli 2018 ongegrond.

In hoger beroep heeft de appellante aangevoerd dat zij niet in staat is om zonder pauze meer dan 100 meter te lopen en dat het advies van de GGD niet zorgvuldig tot stand is gekomen. De Centrale Raad van Beroep overwoog echter dat appellante in hoger beroep geen nieuwe of andere gronden had aangevoerd die de rechtbank tot een ander oordeel hadden moeten brengen. De Raad onderschreef de overwegingen van de rechtbank en bevestigde de aangevallen uitspraak. De Raad concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde en dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

18.4107 BABW

Datum uitspraak: 29 mei 2019
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 6 juli 2018, 17/7326 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam (college)
PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. B.C.F. Kramer, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 17 april 2019. Appellante heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. Kramer. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. S.L. Koten.

OVERWEGINGEN

1. De Raad gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
1.1.
Appellante, geboren in 1961, heeft op 13 juli 2016 een gehandicaptenparkeerkaart voor een bestuurder (GPK) aangevraagd.
1.2.
Bij besluit van 16 september 2016 heeft het college de aanvraag van appellante afgewezen. Hieraan heeft het college een medisch advies van de GGD van 29 juli 2016 en een aanvullend medisch advies van de GGD van 13 september 2016 ten grondslag gelegd.
1.3.
Naar aanleiding van het tegen het besluit van 16 september 2016 gemaakte bezwaar, de hierbij overgelegde stukken en wat naar voren is gebracht tijdens de hoorzitting heeft de GGD op verzoek van het college op 24 oktober 2017 een aanvullend medisch advies uitgebracht.
1.4.
Bij besluit van 16 november 2017 (bestreden besluit) heeft het college het bezwaar van appellante tegen het besluit van 16 september 2017 ongegrond verklaard. Het college heeft daaraan ten grondslag gelegd dat de medische adviezen van de GGD voldoende zijn onderbouwd en op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen. Appellante komt op grond daarvan niet in aanmerking voor een GPK. Hierbij is van belang geacht dat appellante in staat is om zelfstandig of met loophulpmiddelen een afstand van meer dan 100 meter aan een stuk te voet te overbruggen.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Hiertoe heeft de rechtbank overwogen dat het college mocht uitgaan van de juistheid van de adviezen van de GGD en zich daarop mocht baseren. De adviezen zijn zorgvuldig tot stand gekomen en de adviezen zijn op een onpartijdige, objectieve en inzichtelijke wijze opgesteld. De GGD-arts heeft appellante gezien op het spreekuur van
29 juli 2016 en alle door appellante overgelegde medische stukken zijn in de adviezen van de GGD betrokken. Ook volgens het laatste advies van de GGD zijn er geen nieuwe medische feiten naar voren gekomen waarmee een ernstige loopbeperking kan worden onderbouwd.
3. Appellante heeft zich in hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak gekeerd. Appellante heeft aangevoerd dat zij niet in staat is zonder te pauzeren meer dan 100 meter te lopen. Het advies van de GGD is niet zorgvuldig tot stand gekomen, nu wordt uitgegaan van een geschatte loopafstand.
4. De Raad overweegt het volgende.
4.1.
Appellante heeft in hoger beroep geen wezenlijk nieuwe of andere gronden naar voren gebracht of redenen vermeld waarom de rechtbank tot een ander oordeel had moeten komen. Appellante heeft zich, ook ter zitting, beperkt tot het herhalen van de in bezwaar en beroep aangevoerde gronden.
4.2.
De rechtbank heeft deze beroepsgronden in de aangevallen uitspraak afdoende besproken en genoegzaam gemotiveerd waarom deze niet leiden tot een vernietiging van het bestreden besluit.
4.3.
De Raad onderschrijft de overwegingen van de rechtbank volledig en volstaat met een verwijzing daarnaar. De Raad maakt dan ook het oordeel waartoe de rechtbank op grond van deze overwegingen is gekomen tot het zijne.
4.4.
Uit hetgeen onder 4.1 tot en met 4.3 is overwogen volgt dat het hoger beroep niet slaagt. De aangevallen uitspraak zal worden bevestigd.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door D.S. de Vries, in tegenwoordigheid van H. Achtot als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 29 mei 2019.
(getekend) D.S. de Vries
(getekend) H. Achtot
lh