Uitspraak
18 1126 PW
12 januari 2018, 17/4717 (aangevallen uitspraak)
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam, waarin de aanvraag van appellant voor bijzondere bijstand voor warmtetoeslag is afgewezen. Appellant had op 31 december 2015 een aanvraag ingediend, die door het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam op 29 februari 2016 werd afgewezen. De afwijzing was gebaseerd op een advies van een GGD-arts. Appellant heeft in een eerdere procedure zijn beroep tegen deze afwijzing verloren en heeft het hoger beroep tegen die uitspraak ingetrokken. Op 27 februari 2017 diende appellant opnieuw een aanvraag in voor bijzondere bijstand, die wederom door het college werd afgewezen op 3 maart 2017, met als argument dat er geen bijzondere omstandigheden waren die noodzakelijke kosten van het bestaan rechtvaardigden.
De rechtbank heeft het beroep van appellant tegen deze afwijzing ongegrond verklaard. In hoger beroep heeft appellant aangevoerd dat zijn medische situatie is verslechterd en dat hij 24 uur per dag in zijn kamer verblijft. Echter, hij heeft geen medische stukken overgelegd ter onderbouwing van zijn claim. De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat het college de aanvraag terecht heeft afgewezen, aangezien er geen objectief bewijs is overgelegd dat de medische situatie van appellant rechtvaardigt dat hij in aanmerking komt voor bijzondere bijstand. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en wijst erop dat de gronden van appellant in hoger beroep in essentie herhalingen zijn van eerdere argumenten die al zijn weerlegd. De Raad ziet geen aanleiding om de proceskosten te veroordelen.