ECLI:NL:CRVB:2019:1733
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van Ziektewet-uitkering na Eerstejaars ZW-beoordeling op basis van verdiencapaciteit
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 22 mei 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland. De appellant, die als taxichauffeur werkte, had zich op 14 december 2015 ziek gemeld met lichamelijke en psychische klachten. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) had appellant in eerste instantie in aanmerking gebracht voor ziekengeld op grond van de Ziektewet (ZW). Na een Eerstejaars ZW-beoordeling (EZWb) door een verzekeringsarts op 14 december 2016, werd vastgesteld dat appellant niet in staat was zijn eigen werk te verrichten, maar dat hij met de geselecteerde functies meer dan 65% van zijn maatmaninkomen kon verdienen. Hierdoor werd zijn ziekengeld per 8 april 2017 beëindigd.
Appellant heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar het Uwv heeft dit ongegrond verklaard. De rechtbank heeft het beroep van appellant tegen het bestreden besluit eveneens ongegrond verklaard. In hoger beroep heeft appellant zijn twijfels geuit over de zorgvuldigheid van het medisch onderzoek en de vastgestelde beperkingen. Het Uwv heeft echter bevestigd dat de eerdere uitspraak moest worden gehandhaafd.
De Centrale Raad van Beroep heeft in haar overwegingen de argumenten van appellant en het Uwv tegen elkaar afgewogen. De Raad concludeert dat het Uwv op goede gronden heeft vastgesteld dat appellant met ingang van 8 april 2017 geen recht meer heeft op ziekengeld. De Raad volgt de rechtbank in haar oordeel en bevestigt de aangevallen uitspraak, waarbij geen aanleiding is voor een veroordeling in de proceskosten.