ECLI:NL:CRVB:2019:1719
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag bijstandsverlening wegens onvoldoende inzicht in financiële situatie
Op 14 mei 2019 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in een hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Amsterdam van 23 augustus 2017. In deze zaak ging het om de afwijzing van een aanvraag om bijstand met ingang van 18 januari 2017. De Centrale Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank, waarbij werd gesteld dat de financiële situatie van de appellant niet voldoende inzichtelijk was gemaakt. De appellant had de bewijslast om aan te tonen dat hij in bijstandbehoevende omstandigheden verkeerde, maar slaagde hier niet in.
De te beoordelen periode voor de aanvraag liep van 18 januari 2017 tot en met 10 februari 2017. De Raad oordeelde dat de appellant onvoldoende had aangetoond hoe hij in zijn levensonderhoud voorzag voorafgaand aan de aanvraag. Hoewel uit bankafschriften bleek dat hij maandelijks een bedrag van ongeveer € 185,- ontving van de Belastingdienst, was dit niet voldoende om aan te tonen dat hij in zijn levensonderhoud kon voorzien. Bovendien had de appellant gesteld dat hij steun ontving van vrienden en zijn toenmalige vriendin, maar dit werd niet onderbouwd met objectief bewijs.
De Raad concludeerde dat er geen sprake was van bewijsnood die de appellant niet kon worden verweten. Daarom werd de aanvraag om bijstand afgewezen en werd er geen veroordeling in de proceskosten uitgesproken. De uitspraak werd openbaar gedaan en is vastgelegd in een proces-verbaal.