ECLI:NL:CRVB:2019:1718

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
14 mei 2019
Publicatiedatum
23 mei 2019
Zaaknummer
17/7346 PW-PV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking en terugvordering van bijstand in verband met verblijf in het buitenland en verzoek om kwijtschelding

Op 14 mei 2019 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak met nummer 17/7346 PW-PV. Deze uitspraak betreft een hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Amsterdam, die op 9 oktober 2017 werd genomen. De appellant, die niet aanwezig was op de zitting, had in beroep de intrekking en terugvordering van bijstand aangevochten over de periode van 2 maart 2012 tot en met 12 maart 2012. Het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam had deze maatregelen genomen omdat de appellant langer dan vier weken buiten Nederland verbleef zonder dit te melden.

De Raad heeft vastgesteld dat de appellant op 19 maart 2012 tegenover een sociaal rechercheur verklaarde dat hij op 2 februari 2012 naar de Dominicaanse Republiek was vertrokken en op 12 maart 2012 terugkeerde, zonder dit aan het college te rapporteren. De appellant voerde aan dat het college onvoldoende bewijs had geleverd voor de stelling dat hij te lang op vakantie was, maar deze beroepsgrond werd door de Raad verworpen. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de terugvordering terecht was.

Daarnaast was er een geschil over de afwijzing van het verzoek om kwijtschelding van een schuld aan het college. Het college had het verzoek afgewezen op basis van hun beleid, dat stelt dat er geen kwijtschelding wordt verleend als de terugvordering voortkomt uit herhaalde schending van de inlichtingenverplichting. De Raad oordeelde dat de appellant niet had aangetoond dat hij voldeed aan de voorwaarden voor kwijtschelding en dat er geen persoonlijke omstandigheden waren die het college zouden dwingen om van het beleid af te wijken. De conclusie was dat het hoger beroep niet slaagde en dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

17.7345 PW-PV, 17/7346 PW-PV

Datum uitspraak: 14 mei 2019
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 9 oktober 2017, 17/3641 en 17/3642 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam (college)
Zitting heeft: M. Schoneveld, als lid van de enkelvoudige kamer
Griffier: S.H.H. Slaats
Appellant is niet verschenen. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door
mr. H.H.J. ten Hoope.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze beslissing is uitgesproken in het openbaar. Zij is gebaseerd op de volgende overwegingen.
Intrekking en terugvordering
In geschil is de intrekking en terugvordering van bijstand over de periode van 2 maart 2012 tot en met 12 maart 2012 op de grond dat appellant langer dan vier weken verblijf buiten Nederland heeft gehouden.
Appellant heeft aangevoerd dat het college onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat hij te lang op vakantie is geweest of dat hij daarvoor geen geldige reden had. Deze beroepsgrond faalt. Met de rechtbank stelt de Raad vast dat appellant op 19 maart 2012 tegenover een sociaal rechercheur werkzaam bij de Dienst Werk en Inkomen Amsterdam heeft verklaard dat hij op 2 februari 2012 is vertrokken naar, en op 12 maart 2012 is teruggekeerd uit de Dominicaanse Republiek en dat hij dit niet heeft meegedeeld aan het college.
Tegen de terugvordering heeft appellant geen zelfstandige gronden aangevoerd.
Kwijtschelding
In geschil is de afwijzing van het verzoek om kwijtschelding van een schuld van appellant aan het college.
Op grond van een drietal afzonderlijke besluiten tot terugvordering heeft appellant een schuld bij het college. Het college heeft het verzoek om kwijtschelding afgewezen onder verwijzing naar het ter zake door het college gevoerde beleid. Volgens dat beleid ziet het college niet af van (verdere) invordering als de terugvordering meer dan één keer het gevolg is van het niet of niet behoorlijk nakomen van de inlichtingenverplichting. Dit beleid blijft binnen de grenzen van een redelijke beleidsbepaling. Appellant heeft het standpunt van het college dat twee terugvorderingsbesluiten het gevolg zijn van schending van de inlichtingenverplichting niet bestreden. Appellant voldoet daarmee, anders dan hij heeft aangevoerd, niet aan de in het beleid vastgelegde voorwaarden voor kwijtschelding. Met de rechtbank stelt de Raad vast dat appellant geen persoonlijke omstandigheden heeft gesteld, die maken dat het college heeft moeten afwijken van zijn beleid.
Conclusie
Het hoger beroep slaagt niet.
Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.
Waarvan proces-verbaal.
De griffier Het lid van de enkelvoudige kamer
(getekend) S.H.H. Slaats (getekend) M. Schoneveld
lh