Uitspraak
17.6501 PW-PV
mr. H.H.J. ten Hoope.
Centrale Raad van Beroep
Op 14 mei 2019 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in een hoger beroep tegen een beslissing van de rechtbank Amsterdam. De zaak betreft de terugvordering van bijstandsuitkeringen van een appellant die van 11 juli 2016 tot en met 26 oktober 2016 gedetineerd was. De appellant had niet gemeld dat hij gedetineerd was, wat in strijd is met zijn inlichtingenverplichting. De rechtbank had eerder geoordeeld dat de terugvordering van de bijstandsuitkeringen terecht was, en het hoger beroep van de appellant is door de Centrale Raad van Beroep bevestigd.
De appellant was niet verschenen tijdens de zitting, terwijl het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam zich had laten vertegenwoordigen door een gemachtigde. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de appellant niet onverwijld en uit eigen beweging had gemeld dat hij gedetineerd was, en dat het signaal van de Dienst Justitiële Inrichtingen, dat op 25 juli 2016 was ontvangen, niet voldoende was om de terugvordering te voorkomen. De Raad bevestigde dat de kosten van bijstand terecht van de appellant zijn teruggevorderd, en dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten.
De uitspraak is openbaar gedaan en is gebaseerd op de overwegingen dat de appellant zijn inlichtingenverplichting heeft geschonden door zijn detentie niet tijdig te melden. De Centrale Raad van Beroep heeft de aangevallen uitspraak van de rechtbank Amsterdam bevestigd en het hoger beroep van de appellant verworpen.