ECLI:NL:CRVB:2019:1714

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
23 mei 2019
Publicatiedatum
23 mei 2019
Zaaknummer
18-405 WMO15
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking hoger beroep na tegemoetkoming door college in Wmo-zaak

In deze zaak heeft appellante, vertegenwoordigd door mr. F. Güner, hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag. Het college van burgemeester en wethouders van Den Haag had op 24 januari 2019 een maatwerkvoorziening op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) aan appellante toegekend. Op 5 februari 2019 heeft mr. Güner namens appellante het hoger beroep ingetrokken, omdat het college volledig tegemoet was gekomen aan de bezwaren van appellante. Appellante verzocht de Raad om het college te veroordelen in de proceskosten.

Het college heeft in een brief van 11 februari 2019 aangegeven geen verweerschrift in te dienen en heeft aangegeven het niet onredelijk te vinden om de proceskosten te vergoeden. De Raad heeft, op basis van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht, besloten het onderzoek ter zitting achterwege te laten en het onderzoek te sluiten.

De Raad heeft overwogen dat, volgens artikel 8:75a van de Awb, het bestuursorgaan kan worden veroordeeld in de kosten indien het beroep is ingetrokken omdat het bestuursorgaan aan de indiener is tegemoetgekomen. De Raad heeft geoordeeld dat het college in de kosten van appellante moet worden veroordeeld, die redelijkerwijs zijn gemaakt in verband met de behandeling van het bezwaar, het beroep en het hoger beroep. De proceskosten zijn begroot op € 2.048,-, bestaande uit bedragen voor bezwaar, beroep en hoger beroep. Appellante kan zich voor vergoeding van het griffierecht rechtstreeks tot het college wenden.

Uitspraak

Datum uitspraak: 23 mei 2019
18/405 WMO
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:75a en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van
8 december 2017, 17/5162 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
het college van burgemeester en wethouders van Den Haag (college)

PROCESVERLOOP

Namens appellante heeft mr. F. Güner, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft met het besluit van 24 januari 2019 een maatwerkvoorziening Wmo aan appellante toegekend.
Per faxbericht van 5 februari 2019 heeft mr. Güner namens appellante het hoger beroep ingetrokken en aan de Raad verzocht het college te veroordelen in de proceskosten.
Het college heeft bij brief van 11 februari 2019 meegedeeld geen gebruik te maken van de gelegenheid een verweerschrift in te dienen en verwezen naar een brief van 5 februari 2019 aan de gemachtigde van appellante. In deze brief is vermeld dat het college het niet onredelijk vindt de proceskosten te vergoeden.
Onder toepassing van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is het onderzoek ter zitting achterwege gelaten. Vervolgens is het onderzoek gesloten.

OVERWEGINGEN

Artikel 8:75a, eerste lid, eerste volzin, van de Awb bepaalt dat in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten kan worden veroordeeld. Ingevolge artikel 8:108, eerste lid, van de Awb is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
Namens appellante is het hoger beroep ingetrokken omdat het college met het besluit van
24 januari 2019 geheel aan de bezwaren van appellante is tegemoetgekomen.
De Raad ziet aanleiding om het college te veroordelen in de kosten die appellante in verband met de behandeling van het bezwaar, het beroep en het hoger beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. De proceskosten worden, ingevolge het Besluit proceskosten bestuursrecht, begroot op € 512,- in bezwaar, € 1.024,- in beroep en € 512,- in hoger beroep voor verleende rechtsbijstand.
Voor vergoeding van het betaalde griffierecht kan appellante zich rechtstreeks tot het college wenden.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep veroordeelt het college in de kosten van appellante tot een bedrag van € 2.048,-.
Deze uitspraak is gedaan door J. Brand, in tegenwoordigheid van L.R. Carlier als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 23 mei 2019.
(getekend) J. Brand
(getekend) L.R. Carlier
md