ECLI:NL:CRVB:2019:1679
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de zorgvuldigheid van medisch onderzoek door het Uwv in het kader van WIA-uitkering
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 22 mei 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant. De appellant, die lijdt aan slaapapneu en PTSS, had bezwaar gemaakt tegen de beslissing van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) dat hij op 20 april 2015 niet arbeidsongeschikt was. De rechtbank had eerder geoordeeld dat het medisch onderzoek door de verzekeringsartsen van het Uwv voldoende zorgvuldig was en dat er geen reden was om te twijfelen aan hun conclusies. De Raad onderschrijft dit oordeel en concludeert dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep terecht heeft vastgesteld dat de appellant op de datum in geding niet beperkt was in zijn arbeidsmogelijkheden door de slaapapneu of PTSS. De Raad wijst erop dat er geen nieuwe medische informatie is overgelegd die de stelling van de appellant ondersteunt dat zijn beperkingen zijn onderschat. De Raad concludeert dat de geselecteerde functies medisch passend zijn voor de appellant en dat er geen aanleiding is voor een beperking voor autorijden. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd en het hoger beroep van de appellant wordt afgewezen.