ECLI:NL:CRVB:2019:1644
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake WIA-uitkering en herziening van besluit door Uwv na diagnose syndroom van Asperger
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 9 mei 2019 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) met betrekking tot zijn WIA-aanvraag. Appellant, die sinds 1 september 1999 werkzaam was, heeft zich op 18 oktober 2010 ziek gemeld en heeft in 2011 de diagnose syndroom van Asperger gekregen. Het Uwv heeft in 2011 zijn WIA-aanvraag niet in behandeling genomen, omdat appellant niet gedurende de vereiste wachttijd van 104 weken ongeschikt was voor zijn maatgevende arbeid. Appellant heeft in 2015 verzocht om herziening van dit besluit, maar het Uwv heeft dit verzoek afgewezen, wat leidde tot de rechtszaak.
De rechtbank Gelderland heeft het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. De rechtbank oordeelde dat het medisch onderzoek door het Uwv zorgvuldig was en dat de door appellant ingediende medische gegevens geen nieuw licht wierpen op zijn arbeidsongeschiktheid. Appellant heeft in hoger beroep aangevoerd dat hij door de combinatie van het syndroom van Asperger en een prolactinoom niet goed heeft kunnen functioneren, maar de Raad oordeelde dat er onvoldoende bewijs was dat deze aandoeningen hem ongeschikt maakten voor zijn werk.
De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het Uwv op goede gronden het besluit van 12 mei 2011 niet heeft herzien. De Raad concludeerde dat appellant niet doorlopend ongeschikt was voor zijn maatgevende arbeid en dat de aangevoerde medische gegevens niet voldoende waren om tot een andere conclusie te komen. De uitspraak werd gedaan door rechter E. Dijt, in aanwezigheid van griffier L. Boersma.