ECLI:NL:CRVB:2019:164
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Geschiktheid voor functie besteller post/pakketten in relatie tot medicijngebruik en arbeidsongeschiktheid
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 16 januari 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep over de geschiktheid van appellant voor de functie van besteller post/pakketten. Appellant had zich op 12 maart 2012 ziek gemeld en zijn dienstverband was op 31 januari 2012 geëindigd. Het Uwv had vastgesteld dat appellant na de voorgeschreven wachttijd met ingang van 10 maart 2014 geen recht had op een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) omdat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt was. Appellant was in staat geacht verschillende functies te vervullen, waaronder die van besteller post/pakketten.
De Raad heeft in zijn overwegingen gekeken naar het medicijngebruik van appellant, dat bestond uit amitriptyline, lyrica, risperidon en oxazepam. De Raad oordeelde dat het Uwv onvoldoende aannemelijk had gemaakt dat het medicijngebruik van appellant geen belemmering vormde voor het beroepsmatig deelnemen in het verkeer. De Raad concludeerde dat appellant op 18 november 2015 niet geschikt was voor de functie van besteller post/pakketten, omdat de combinatie van medicijnen de rijvaardigheid negatief kon beïnvloeden.
De uitspraak van de rechtbank Den Haag werd vernietigd, evenals het besluit van het Uwv van 12 mei 2016. De Raad herstelde het besluit van 18 november 2015, waardoor appellant recht had op uitkering op grond van de Ziektewet. Tevens werd het Uwv veroordeeld in de proceskosten van appellant, die op € 2.048,- werden begroot, en het griffierecht van € 170,- diende vergoed te worden.