ECLI:NL:CRVB:2019:1635
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Verzoek om voorlopige voorziening niet-ontvankelijk verklaard wegens niet tijdig betalen griffierecht
In deze zaak heeft verzoeker hoger beroep ingesteld en een verzoek om een voorlopige voorziening ingediend. Het verzoek is behandeld tijdens de zitting op 17 april 2019, waar verzoeker niet aanwezig was. De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap was vertegenwoordigd door drs. P.M.S. Slagter. Volgens de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zijn er specifieke regels omtrent het indienen van een verzoek om voorlopige voorziening, waaronder de verplichting tot het betalen van griffierecht. Verzoeker is op 13 maart 2019 geïnformeerd over het verschuldigde griffierecht van € 128,- en kreeg de instructie om dit bedrag binnen veertien dagen te betalen. Ondanks herhaalde herinneringen, waaronder een aangetekende brief op 28 maart 2019 en telefonische benaderingen op 16 en 17 april 2019, heeft verzoeker het griffierecht niet tijdig voldaan. Bij aanvang van de zitting bleek dat het griffierecht niet was betaald, wat leidde tot de conclusie dat het verzoek om voorlopige voorziening niet-ontvankelijk moest worden verklaard. De voorzieningenrechter heeft geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd gedaan door J. Brand, in aanwezigheid van M. Graveland als griffier, en is openbaar uitgesproken op 15 mei 2019.